Thomas Rosenboom over Publieke werken

'Ik kan het boek heel makkelijk loslaten'

Thomas Rosenboom (portret Lona Aalders)

Thomas Rosenboom schreef in 1999 de bestseller Publieke werken, over twee mannen met grote plannen die hun eigen ondergang veroorzaken. Joram Lürsen verfilmde deze monumentale roman over glorieus streven en de honger naar erkenning. Rosenboom: “Gefrustreerd zijn is misschien wel het recept voor de eeuwige jeugd.”

Wie langs de Prins Hendrikkade in Amsterdam loopt, kan iets vreemds opvallen. De gevel van het Victoria Hotel omvat twee oude panden waar het hotel precies omheen is gebouwd. Het merkwaardige verhaal hierachter vormt de grondstof van Thomas Rosenbooms verfilmde roman Publieke werken (1999), winnaar van de Libris Literatuurprijs, waarin de Amsterdamse vioolbouwer Vedder eind negentiende eeuw niet wil wijken voor het in aanbouw zijnde Victoria Hotel. Hij hoopt zijn huis voor veel geld te verkopen aan de steeds wanhopiger wordende hoteleigenaars. Samen met zijn neef, de apotheker Anijs uit Hoogeveen, vat hij het plan op om met de eventuele opbrengst van de verkoop een groep arme turfstekers uit Drenthe een lening te geven, zodat ze de overtocht naar Amerika kunnen maken. Ze zien dit als een sociale investering maar willen ook eindelijk eens meetellen met de grote jongens. Vol mededogen beschrijft Rosenboom hoe de twee mannen zich door hun zucht naar erkenning steeds verder vastdraaien in hun goede bedoelingen.

De tragedie begint allemaal met een kleine misrekening. “Vioolbouwer Vedder maakt eigenlijk maar een kleine fout door bij de onderhandelingen te veel te vragen voor zijn huis”, zegt Thomas Rosenboom (1956) in de stationsrestauratie met uitzicht op het Victoria Hotel. “Hij wil maximaal profiteren van de situatie en denkt dat ze niet om hem en zijn huis heen kunnen. Vedder kan het niet laten om tegen Anijs op te scheppen dat hij als een ‘echte zakenman’ in onderhandeling is met een grote hotelonderneming, wat heel menselijk is, een beetje opscheppen is niet verkeerd. Maar dan bedenken ze een plan om dat toekomstige geld te investeren in de arme turfstekers, en vanaf dat moment kan hij niet meer met zijn prijs zakken zonder elders een enorme teleurstelling te veroorzaken. Vedder is niet koppig of geldbelust, hij wil alleen maar waarmaken wat hij heeft beloofd. Waardoor je als lezer hoopt dat dit hem toch eens echt gaat lukken. Dat hij ook een keer iets heeft waar hij trots op is. Hij voelt dat hij het allemaal niet meer kan bijbenen en dan wil je je op een ander gebied toch laten gelden.”

Vedder en Anijs raken steeds verder geïsoleerd van hun omgeving, juist door hun brandende ambitie om eindelijk eens met iets groots te komen. Vedder en Anijs zijn zoals de ooievaars in Rosenbooms roman, die in de vishal worden aangetrokken door de vislucht, wat ze uiteindelijk fataal wordt, zoals het lonkende geld de mannen naar de afgrond voert. “Ze willen er eindelijk een keer toe doen als onbeduidend persoon, en gaan dan hun minderwaardigheidsgevoel compenseren. Ze denken het paradijs binnen te stappen maar het wordt een nachtmerrie.”

Vogel in een kooi
Joram Lürsen (Alles is liefde, Bloedlink) verfilmde de bestseller. Rosenboom heeft zich niet met de verfilming van Publieke werken bemoeid. “Ik kan het boek heel makkelijk loslaten.” Veel passages uit de roman Publieke werken doen zelf al filmisch aan, zoals de proloog waarin de tocht van de turfstekers naar een beter veengebied beeldend wordt beschreven. “Als ik een verhaal heb uitgedacht dan zie ik geen woorden voor me maar scènes, als een soort film. Die beelden probeer ik dan zo op te roepen dat de lezer ze ook voor zich ziet. Film kan eigenlijk dichterbij mijn gedachten komen dan mijn eigen teksten.”

De scenarist van Publieke werken, Frank Ketelaar, is de roman grotendeels trouw gebleven maar heeft uiteraard ook een aantal veranderingen aangebracht. “Een hele mooie toevoeging, echt een vondst van de scenarist, vind ik dat aan het eind van de film de viool die Vedder moest taxeren weer terugkomt in het verhaal. Wat ik zo knap vind aan het scenario is dat de geest van het oorspronkelijke verhaal en de hoofdlijnen helemaal behouden zijn, hoewel er hier en daar echt rigoureus is ingekort. Hierdoor kunnen de scènes die overblijven in alle rust uitgespeeld worden. Alles krijgt zijn tijd.”

“Ik heb de film regelmatig met tranen in de ogen bekeken. Een van de ontroerendste scènes in de film vind ik het moment waarop Vedder en Anijs naar het turfstekersgehucht toe gaan om het goede nieuws te brengen over de aanstaande tocht naar Amerika. Maar als de apotheker vraagt wie van hen naar Amerika wil om een nieuw leven te beginnen, duurt het een hele tijd voordat de eerste jongeren hun hand op steken. Je begrijpt zo goed dat ze niet durven, dat ze wantrouwig zijn geworden door al die ellende daar. Ze zijn als een vogel in een kooi die er helemaal niet uit wil als de deur wordt opengezet. Want niemand ging naar het veen, je kwam er terecht, als een vallende tak, en dan is het slechts een kwestie van tijd voordat de tak zelf veen wordt. Maar de turfstekers kunnen weer mens worden.”

Gymschoenen
“Ik ben geen historicus en wilde niet laten zien hoe de maatschappij is veranderd aan het eind van de 19de eeuw, ik begon gewoon met een menselijk verhaal. Ik hou er persoonlijk niet zo van als romanpersonages worden voorgesteld als slachtoffer van krachten buiten henzelf. Ik vind het interessanter als mensen in een verhaal hun eigen ondergang veroorzaken. Niet als slachtoffer maar juist door actief te handelen. Ik kan me wel heel goed voorstellen dat je vermalen wordt door de tijd, misschien overkomt mij dit ook wel als over tien jaar niemand meer romans leest en ik een variant op de kantklosster wordt.”

Dat Rosenbooms personages allemaal streven naar iets groters, met al hun overmoed en dadendrang, moet een schrijver niet vreemd voorkomen. “Natuurlijk herken ik dat. Er waren weinig andere dingen waarin ik kon uitblinken toen ik jong was, ik had een hele gezonde geldingsdrang en wilde niet eindigen als ‘de beste schrijver van Nijmegen’ maar me meten met de meest getalenteerden. Nu heb ik dat niet meer, er zitten weinig voordelen aan het ouder worden maar het kwijtraken van die bewijsdrang is er een van. Je kunt je alleen maar van die bewijsdrang bevrijden als je zelf vindt dat je succes hebt. Anders blijf je maar hopen om ergens bij te horen, zoals Vedder en Anijs.

“Als je jong bent, dan hoef je je niet heel jeugdig te kleden want iedereen kan toch wel zien dat je jong bent, maar op mijn leeftijd ga je toch en beetje langig haar dragen en op gymschoenen lopen, kijk, ik heb ze ook aan. Maar ik hoef me nu niet meer interessanter voor te doen dan ik ben.” Ook Rosenbooms proza is kaler geworden na het bloemrijke Publieke werken. “Toen ik jong was wilde ik stilistisch excelleren maar nu heb ik daar geen zin meer in, het is me enorm tegen gaan staan. Nu wil ik met eenvoudigere middelen toekunnen.”

De jeugdige overmoed werd al subtiel verbeeld in een vroeg, kort verhaal van Rosenboom, De jongen met de viool, waarin de jongen Timon aandachtig naar een beukelaar kijkt waarvan het onderste, oude deel machtig en zwaar is en het bovenste, jonge deel zich uitleeft in mateloze vormen, net zoals de jeugdige schrijver die nog veel aftakkingen nodig denkt te hebben, of de personages uit Publieke werken die nog wel gewichtig doen. “Dat komt omdat ze nog met die frustratie rondlopen. Gefrustreerd zijn is misschien wel het recept voor de eeuwige jeugd. Dat is het enige wat je echt jong houdt, je hoop om toch nog eens ergens succes in te behalen.”

Gekraakte garage
Rosenboom schreef eerder een boek waarin film zelf en schijnroem een prominente rol spelen, De rode loper, waarin een voormalig roadie een underground filmhuis begint in een gekraakte garage in Zevenaar. Als de Night of Terror die hij organiseert op een fiasco uitloopt, vat hij het plan op om gewone mensen op de rode loper voor zijn filmhuis te filmen, waarna ze zichzelf gelijk terug kunnen zien op het grote doek. Het wordt een enorm succes. “Mensen hebben volgens mij veel meer zin om naar zichzelf te kijken dan naar een verzonnen film. Je wilt gezien worden. En toch is het niet alleen ijdelheid, het is ook de hoop dat door gezien te worden je aan je eenzaamheid kan ontsnappen, dat andere mensen je waarderen.”

Rosenboom weet vooraf alleen wat er gaat gebeuren in zijn romans, maar niet wat het allemaal gaat betekenen. “Het is niet zo dat ik tot schrijven ben gekomen omdat ik denk dat ik iets weet wat anderen niet weten en dat ik dan een boek wil schrijven waar dat in staat. Ik denk niet dat ik de mens dieper doorgrond dan anderen, het gaat me altijd om het verhaal. Je hebt ook schrijvers die een overtuiging, een inzicht of een filosofie hebben en dat dan willen uitdragen in een boek. Of ze zijn heel erg in zichzelf geïnteresseerd, worstelen daarmee en willen dat laten zien. Dat heb ik helemaal niet, ik probeer gewoon een mooi verhaal in elkaar te zetten. De verstoorde vaderzoonrelatie is denk ik het enige autobiografische element in mijn romans, dat zit echt diep bij mij, het heeft ergens te maken met een gebrek aan goedkeuring van mijn vader. Ik was zo bang voor dat onderwerp dat ik het lange tijd heb vermeden, totdat mijn ogen werden geopend naar aanleiding van Gewassen vlees, mijn roman die zich afspeelt in de 18de eeuw met een totaal fictieve verhaallijn — wat kan er verder afstaan van een man van 35 dan dat, dacht ik toen. Maar jaren later ging mijn toenmalige vrouw mee naar mijn ouders en zag hoe mijn vader en ik met elkaar omgingen, en zo ontdekte ze dat Gewassen vlees eigenlijk een heel autobiografisch boek is. Dat had ik zelf nooit gezien. Daarna ben ik vaderzoonrelaties in mijn werk wel heel bewust uit de weg gegaan. Ik geloof niet dat er een hoofdpersoon in mijn andere boeken is met een vader of een zoon. Als ik daaraan begin dan zink ik er in weg, ben ik bang.”

“In mijn verhalen komen wel vaak wrede elementen voor terwijl ik daar zelf helemaal niet tegen kan, ik heb wat dat betreft een klein hart. Het schrijven van die wrede passages is een technische en stilistische aangelegenheid, tijdens het schrijven voel ik niet zo veel. Maar daarvoor en daarna des te meer.”

Ook Publieke werken bevat een paar behoorlijk wrede passages. De film begint zelfs met een verkrachtingsscène, die in het boek pas later voorkomt. “Doordat de film nu zo heftig begint, ben je er als kijker wel gelijk bij. De scenarist is tegen allerlei compositieproblemen aangelopen waarvoor hij dit soort oplossingen heeft bedacht, en ik ben hem heel dankbaar voor de vrijheid die hij heeft genomen. Ik heb altijd het volste vertrouwen gehad in de regisseur, de scenarist en de producent. Maar ik dacht wel eens: als de film maar niet beter wordt dan het boek.”