Robin Campillo over 120 BPM

'We waren bezeten door de angst om vergeten te worden'

Robin Campillo. Foto: Céline Nieszawer

Robin Campillo deed iets wat onmogelijk leek: een spannende, ontroerende en zelfs inspirerende film maken over het begin van de aidsepidemie. Geen onderwerp waar je vrolijk van wordt? Nee, vrolijk is niet het goeie woord. Maar ga de film zien.

Van het Parijse aids-activistencollectief ACT UP zijn veel mensen nog in leven, vertelde Robin Campillo in mei tijdens het Filmfestival van Cannes. Zelfs al stierven er destijds één à twee van hen per maand. Dat aantal was relatief laag, omdat ze heimelijk toegang hadden tot gegevens van de farmaceutische industrie — die vaak maandenlang informatie en nieuwe medicijnen achterhield. Zoals het inzicht dat een mix van medicijnen beter was dan medicijnen afzonderlijk innemen. Dat achterhouden heeft levens gekost.

De aids-epidemie is nog altijd niet voorbij en misschien ook daarom maakte Robin Campillo met 120 BPM een verslag over hoe het er kort na de oprichting van ACT UP in Parijs aan toeging. Omdat hij er vanaf het begin nauw bij betrokken was.

“Het kostte me zes maanden om de juiste acteurs te vinden. Bedenk dat er wel twintig personages langskomen. Bij elk personage moet je de juiste acteur vinden. Daarna heb je het probleem van de groep: de kijker moet al die mensen van elkaar kunnen onderscheiden. Ze komen. Ze gaan. Voor mij was het belangrijk dat ik in de discussies al die verschillende stemmen terug zou horen. Authentieke stemmen. Ik hou er niet van als je acteurs op een hippe moderne manier de woorden van iemand tijdens de Franse Revolutie hoort opdreunen. Ik wilde dat mensen spraken zoals we toen spraken. Ik maak films om iets te verwezenlijken, om iets of iemand een lichaam te geven. Om de personages tot leven te brengen. Dat is geen detail, het is een cruciaal onderdeel van de creatie.”

Die debatten in een collegezaal, zonder ramen naar de buitenwereld, zijn in zekere zin anti-film: omdat het alleen woorden zijn, geen beweging. Tenminste, dat was het risico. Waarom toch zoveel debatten in de film stoppen? “Deze mensen leefden tijdens de jaren tachtig en de aidsepidemie als slachtoffers. Wij homoseksuelen wisten niet wat we moesten doen. Iedereen was bang. Maar toen we samenkwamen, voelden we onze kracht groeien. Die samenkomsten en debatten gaven ons het gevoel dat we deel uitmaakten van een gigantisch brein. Het idee dat je slimmer bent als je met meer bent. Dus die debatten waren belangrijk. Om ze te verlevendigen laat ik tijdens de discussies zien waar men het over heeft. Bovendien gebruik ik een contrast: de blanco ruimte zonder ramen tegenover de kleuren en de uitbundigheid buiten.”

U was zelf nauw betrokken bij het activisme van ACT UP? “Het grootste deel van de film heb ik uit mijn geheugen gehaald. Ik heb heel precieze herinneringen van wat er aan de hand was. Details. Zinnen die mensen uitspraken. Maar mijn herinneringen zijn niet de waarheid. Voor mij is dit een fictiefilm. Nadat ik me zoveel mogelijk had proberen te herinneren, ben ik documenten gaan bestuderen. Dat was een beetje emotioneel voor me omdat ik mijn eigen naam in de notulen tegenkwam. We schreven zoveel mogelijk op omdat we bezeten waren door de angst om vergeten te worden. Helaas zijn de meeste notulen verloren gegaan, maar mijn fantasie heeft dat overwonnen.”

Er zit ook veel muziek in de film. Waarom was die belangrijk? “Didier Lestrade, een van de oprichters van ACT UP in Frankrijk, was een muziekspecialist. Hij schreef voor Libération over muziek. Eigenlijk was er vanaf het begin een sterke connectie met housemuziek. Gek waren we daarvan. Nou ja, niet iedereen van ons: daar is de film een beetje oneerlijk over. Niet iedereen ging naar clubs. Daarover lieg ik een beetje omdat ik het zo lekker vind om die muziek in de film te hebben. Een van onze slogans was: dansen = leven. Het was de puls van het leven.”

Het is bijna allemaal nieuwe muziek. “Ja.”

Behalve Bronski Beat. “Dat is een remix. Ik wilde Jimmy Summerville [de zanger, red.] trouwens graag in de film hebben omdat hij in het begin van ACT UP een benefietconcert gaf om geld in te zamelen. Hij was een vriend van Didier Lestrade. Ik wilde dat hij een concert gaf zoals toen. Maar ik was niet tevreden met hoe hij acteerde. Ik denk dat hij liever niet gefilmd wilde worden.”

U zei tijdens de persconferentie na de première dat er niet veel mensen in leven zijn van de oorspronkelijke ACT UP. “Nou, best veel mensen leven nog. Binnen ACT UP konden mensen overleven omdat ze sneller toegang tot informatie hadden. Toch stierven er elke maand één à twee mensen.”

Ontmoeten jullie elkaar nog? “Sommigen zie ik nog. Didier Lestrade kwam naar de film en ik was heel zenuwachtig. Zo zenuwachtig dat ik totaal niet lette op de reacties van de pers. Naderhand zei hij niet zoveel. Ik denk dat het erg emotioneel voor hem was. Het is niet makkelijk om over die tijd te praten.”

U hebt dit verhaal lang met u mee gedragen. Waarom de film nú maken? “Het heeft niks met geld of met politiek te maken. Ik heb begin jaren tachtig film gestudeerd en ik heb me altijd afgevraagd hoe ik iets met ACT UP kon doen. Maar ik kon niks bedenken. Door de epidemie kon ik mezelf niet als filmmaker zien. Een paar jaar geleden zei mijn producent: je doet het nu of nooit. Als je wacht, is het te laat.”

Dat farmaceutische bedrijven medicijnen achterhielden, zoals in de film te zien is, is dat naderhand bevestigd? “Dat is in die tijd meteen al bevestigd. In werkelijkheid streden we tegen drie bedrijven om de beschikking te krijgen over nieuwe medicijnen, maar dat zou te ingewikkeld worden in het scenario. Ik heb er één bedrijf van gemaakt. De naam is natuurlijk fictief, anders zou de film in grote problemen komen. Dat ze ons maanden, soms een jaar lieten wachten op een nieuw medicijn gebeurde voortdurend. Men wilde eerst genoeg publiciteit genereren om flink wat van het product te kunnen verkopen. Want stel dat ze slechts weinig konden verkopen voordat bekend werd dat het toch niet goed werkte. Er heeft ook echt een loterij plaatsgevonden. Een bedrijf had niet voldoende op voorraad en heeft de medicijnen toen verloot.”

Dat is toch extreem cynisch? “De farmaceutische industrie is een van de meest cynische ter wereld. Een bepaald medicijn voor hepatitis B kost in Frankrijk 17.000 euro. Dat staat toch in geen enkele verhouding met de realiteit? We hebben sinds kort een nieuwe regering. Denk je dat die aan de farmaceuten gaan vragen de prijzen te verlagen om de kosten van de gezondheidszorg te beperken? Nee. Ze gaan de bevolking verplichten om een hogere bijdrage te betalen.”

ACT UP heeft echt iets voor elkaar gekregen. Tegenwoordig lijken protesten nauwelijks effect te hebben. Herkent u die passie nog steeds? “Radicaal zijn op Facebook heeft geen effect. Maar dat is niet het enige. Ik heb ACT UP altijd vergeleken met de strijd van vrouwen voor het recht op abortus: het ging over onze lichamen, ons leven. We konden niet anders dan in verzet komen. Het was geen nobel doel, het was een strijd op leven en dood. De echte verwezenlijking van een strijd bestaat alleen op straat, niet online.”

Ik kreeg de indruk dat de acteurs echt geïnspireerd waren. Was dat zo of regisseerde u gewoon zo goed? “Daarom hou ik zo van deze film: de spanning in de lucht was dezelfde als toen in 1992. De droom van ACT UP was terug. En vergeet niet: vooral voor de jonge homomannen is de strijd niet voorbij. De epidemie is niet verdwenen. Het is niet voorbij.”