Diversiteit in de Nederlandse filmwereld

Afwachten is geen optie meer

De Noorderlingen

De Nederlandse filmwereld kondigde vorig jaar op het NFF met veel tamtam aan dat ze serieus werk ging maken van meer diversiteit voor en achter de camera. Hoe staat het er een jaar later voor?

Bon Bini Holland

‘Je weet niet wat je ziet’ is dit jaar de festivalslogan van het Nederlands Film Festival. In het campagnefilmpje kijkt een jonge vrouw in een bioscoop met grote ogen naar het scherm. Wij zien niet wat ze ziet, maar ze wekt de indruk dat ze er enorm door wordt verrast.

Een Nederlandse publieksfilm zal het niet zijn, want daarbij weet je van tevoren wat je te zien krijgt. Op een enkele uitzondering na als Bon Bini Holland (2015), de succesfilm van Jandino Asporaat, spelen Nederlandse publieksfilms zich af in een wit Nederland. Of ze nu Soof (2013) of Rokjesdag (2016) heten, De held (2016) of Renesse (2016), etnische diversiteit is een ondergeschoven kindje. Als er al personages met een diverse culturele en etnische achtergrond te zien zijn, spelen die vaak stereotiepe (bij)rollen. Gaat daar nu echt verandering in komen?

Mo

“De Nederlandse filmwereld is wit”, zegt Bart Römer, directeur van de Nederlandse Filmacademie. Hoe vanzelfsprekend wit, ervoer Eché Janga, regisseur van de speelfilm Helium, bij zijn afstudeerfilm Mo in 2010. “Die film ging over twee vrienden uit mijn jeugd, van wie één met een Marokkaanse achtergrond. Ik moest tijdens het casten vaak uitleggen waarom de crimineel in het verhaal Marokkaans moest zijn. Dat werd stigmatiserend gevonden, terwijl dat gewoon was hoe het was. Ik was zelf helemaal niet met kleur of achtergrond bezig. Maar wit spreekt kennelijk vanzelf als goed of onschuldig. Kleur wordt meteen als een statement gezien.”

Arts
Esther Duysker, scenarist van de korte film Dag (2011) heeft dezelfde ervaring. “Het scenario van Dag schreef ik vanuit het perspectief van een wit Nederlands jongetje. De producent vroeg toen: waarom is hij eigenlijk Nederlands? Waarom put je niet uit je eigen achtergrond? Toen dacht ik: Jezus, daar gaan we weer. Ik had geen zin in weer zo’n geforceerd multiculti-tafereel, maar uiteindelijk was ik ze dankbaar. Ook ik had last van ‘witte staar’, maar heb juist dankzij hun opmerking een rijker verhaal kunnen vertellen. Toch is het raar dat als je een dubbele achtergrond hebt of een niet-witte kleur je er steeds op wordt aangesproken. Dat zie je ook in films: de ander, de vreemdeling, is altijd een probleem of slachtoffer.”

Intouchables

Regisseur en scenarist Hesdy Lonwijk noemt vooral casting een grote blinde vlek. “Over het casten van een zwarte hoofdrolspeler bestaat bij producenten nog steeds het misplaatste idee dat het ten koste gaat van het bezoek. Met die opvatting lopen ze ver achter. Kijk naar het succes van het Franse Intouchables [2011]. Zie de kaskraker Get Out [2017], een verfrissend verhaal met een gevoelig raciaal thema en een zwarte hoofdrol. Zowel voor als achter de camera stonden zwarte makers.” De Nederlandse filmwereld is nog lang niet zover, constateert Lonwijk. “De meeste van mijn Surinaamse vrienden worden nog steeds gevraagd voor criminele rollen. Al durven ze goddank wel steeds vaker nee te verkopen, ondanks het risico niet meer te worden gevraagd. Een goeie vriend van me, een cameraman, maakte een korte film over een arts. Hij stelde een zwarte actrice voor, waarop de regisseur of scenarist antwoordde: ja maar dan gaat het daar weer over. In zijn hoofd kon het artsenpersonage geen neutrale rol zijn als het gespeeld werd door een zwarte vrouw!”

Quotum
Op een seminar vorig jaar op het Nederlands Film Festival putten alle voornamelijk witte beleidsmakers van filminstellingen zich uit in goede voornemens om hierin verandering te brengen. Filmfonds-directeur Doreen Boonekamp kondigde aan diversiteit als nieuw criterium in subsidieaanvragen voor speelfilms op te nemen. Sinds begin dit jaar moeten aanvragers nadenken over diversiteit voor en achter de camera. Welk verhaal willen ze vertellen voor welke doelgroep? En hoe zijn cast en crew samengesteld? De vraag of het nieuwe criterium tot meer filmdiversiteit leidt, kan het Fonds (nog) niet beantwoorden, laat de persvoorlichter na intern overleg weten: “Het is zeven maanden na de start van het nieuwe beleidsplan nog te vroeg om de werking van het instrumentarium te evalueren.” Voor het belang van het diversiteitsbeleid verwijst hij naar een beleidszin: ‘Diversiteit is van toegevoegde waarde voor de kwaliteit en een kans op publieksbereik.’

Maar hoe stimulerend wil het Filmfonds eigenlijk optreden bij het vergroten van diversiteit in de filmcultuur? Zijn goede voornemens voldoende voor een omslag in de filmwereld? Waarom het voorbeeld niet nagevolgd van de BBC, die vorig jaar een 15 procent-quotum afkondigde voor de representatie van culturele en etnische groepen op tv, radio, in films, en in de eigen organisatie, van hoog tot laag?

Urgentie
Met quota laat de BBC zien dat het diversiteitsbeleid haar ernst is, maar in Nederland gaan we dit voorlopig niet meemaken. “In gesprek met de diverse verenigingen is voor deze uitwerking gekozen. Zij waren geen voorstander van quota.” Aldus de reactie van het Filmfonds, tot teleurstelling van Lonwijk: “Er is progressie, maar heel traag. Harde beslissingen worden niet genomen. Het gaat niet enkel om casting, maar ook om herverdeling van macht. Dat het Filmfonds intern een diversiteitsexpert heeft aangesteld die wit is, vind ik totaal niet logisch. Ik hoor dan: ‘Dat moet niks uitmaken.’ Maar ik denk niet dat een wit persoon dezelfde gevoeligheid en urgentie aan de dag kan leggen als iemand die het aan den lijve ondervindt. En ook niet dat die het netwerk heeft dat een gekleurde expert mee zou brengen. Ik geloof heel erg in het voorbeeld van de BBC. Ik krijg soms artikelen uit de jaren zeventig en tachtig toegestuurd met exact dezelfde klachten als nu. Er is niets veranderd. Het gaat niet vanzelf, dus ik begrijp niet waar we op wachten.”

Ook Bart Römer, de directeur van de Filmacademie, vindt afwachten geen optie meer. “De afstand van Enschede naar de Filmacademie is korter dan die van Amsterdam-West naar de Filmacademie. Dat moet veranderen, omdat de films die nu worden gemaakt een cultureel eenzijdig beeld van de samenleving geven. Omdat veel jongeren met een andere culturele achtergrond de weg naar de Filmacademie niet vinden, worden veel verhalen niet verteld. Dat is ernstig, omdat verhalen belangrijk zijn voor de cohesie in een samenleving. Wij wachten niet af tot talent zich bij ons meldt, maar zoeken het op. We werken samen met Studio West in Amsterdam-West om jongeren voor de Filmacademie te interesseren. We houden open dagen voor hen en geven masterclasses.”

Maar met een paar jongeren die zich aanmelden, is Römer niet tevreden. “Uit onderzoek blijkt dat mensen de verhouding in een groep als normaal ervaren als zij er minimaal een kwart van uitmaken. Dat geldt voor alle verhoudingen, mannen en vrouwen, maar dus ook voor een cultureel diverse afkomst. Daar streef ik dus naar.” Er is nog iets, voegt hij eraan toe. “De verandering heeft ook gevolgen voor het lesprogramma, want dat moet relevant zijn voor studenten met een diverse culturele achtergrond. Wij zijn van de westerse filmcanon, maar we moeten onze blik verruimen. Ik streef naar een divers docentenkorps. Als het nieuwe beleid niet blijkt te werken, stel ik quota in.”

Grootstedelijk
De benadering van de Filmacademie lijkt op die van het Fonds Podiumkunsten, dat ook een actief beleid voert. Dat begon met het onder de loep nemen van de eigen organisatie, zegt directeur Henriëtte Post. “Je kunt geen eisen aan instellingen stellen als je zelf nog een overwegend witte organisatie bent. De drempel voor mensen met een diverse culturele achtergrond bleek bij de werving te hoog. We hebben het bureau Colourful People in de hand genomen dat zich toelegt op diverse werving, want ik heb met mijn witte achtergrond ongemerkt toch een aantal vooroordelen.”

Post maakt er geen geheim van dat het nieuwe personeelsbeleid intern ook op weerstand stuitte. “We hebben nu afgesproken dat als er een post vrijkomt, we niet eerst intern werven, maar ook altijd meteen extern: daarmee worden de kansen op doorstroom wel minder voor wie hier al zit. Dat moet niet gaan broeien. Medewerkers moeten niet het gevoel hebben dat een nieuw iemand op ‘hun’ plek gaat zitten. Dat durven bespreken blijft belangrijk.”

Om beter in contact te komen met theatermakers met een cultureel diverse achtergrond is het Fonds Podiumkunsten in acht steden gestart met de werving van regionale scouts. “We hebben nieuwe ogen en oren nodig die makers van de straat, meestal autodidacten, herkennen die in een grijs gebied verkeren. Makers die misschien van hun bezigheden hun beroep willen maken. Wij willen hen helpen om die stap te zetten.”

Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet culturele achtergrond er niet toe doen, zegt Post. “Met productiehuis Likeminds hadden we daar pas een enorme discussie over. Wij hadden hen als cultureel diverse makers bestempeld, maar dat vonden zij heel vervelend. Ze zeiden dat ze grootstedelijke cultuur maken, waarbij het niet uitmaakt of iemand uit Curaçao of de Pijp komt. Zij zijn misschien verder dan wij.”

Ook Römer vindt dat diversiteitsbeleid zo snel mogelijk overbodig moet zijn. “Het gaat over inclusiviteit. Iedereen hoort erbij. Dat moet vanzelfsprekend zijn.” Hoe lang het nog duurt voor we een niet-kaaskop in een grote Nederlandse romcom de sexy hunk zien spelen? “Misschien ligt dat minder ver weg dan we denken.”