László Nemes over Sunset

'Waarom willen mensen een beschaving tenietdoen?'

László Nemes

Na zijn baanbrekende debuutfilm Son of Saul over een Sonderkommando in Auschwitz, reist de Hongaarse filmmaker László Nemes in Sunset terug naar het begin van de twintigste eeuw en vindt opmerkelijke parallellen met de boze hordes van vandaag.

Voor zijn tweede film na het Oscarwinnende Holocaustdrama Son of Saul (2015) keert de Hongaarse filmmaker László Nemes (1977) terug naar dat moment aan het begin van de twintigste eeuw toen de tijd nog niet wist of ze het begin of het einde van een tijdperk zou zijn. Het is 1913 in Budapest, en alles wervelt als de vastberaden jonge hoedenmaakster Irisz Leiter terugkeert naar de stad van haar ouders. Ze heeft een missie te volbrengen, maar haar persoonlijke reis lijkt wel de lont in het kruitvat van de op ontploffen staande Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, destijds een van de grootste mogendheden ter wereld. Hoe meer ze over het verleden van haar familie te weten komt, hoe onontkoombaarder en fataler te toekomst zich ontvouwt.

Sunset (Napszállta) is een film over het einde van een multi-etnische, multinationale superstaat, over boze horden die regelrecht ons heden in komen marcheren, een filmisch coda bij Joseph Roths Radetzkymars. We spraken de regisseur na de wereldpremière van zijn film in Venetië waar hij werd bekroond met de Fipresci-prijs van de internationale filmkritiek, op het Filmfestival Toronto.

Wederom een immersieve film. Maar anders dan in Son of Saul, waarin de camera de schaduw van de hoofdpersoon was, is er nu een andere dynamiek. Het lijkt wel alsof Irisz door de camera, en daarmee uw en ons perspectief, heen en weer wordt getrokken. Nu eens volgen we haar, ontsnapt ze ons, dan trekken we haar weer het beeld in. Een heen en weer. Een aantrekken en afstoten. “Beide films zijn op een heel fundamentele manier met elkaar verbonden. Toen ik Son of Saul had gemaakt realiseerde ik me dat ik nog verder terug moest gaan in de tijd om het antwoord te kunnen vinden op de vraag hoe we in de concentratiekampen zijn terechtgekomen. Son of Saul is een morele film, over de vraag wat we doen. Sunset is een diepere, een verwarrender film over de metafysica van het bestaan, over hoe beschavingen verbonden zijn met de zielen van mensen. Maar hoe dat in elkaar zit is een mysterie. Die verwarring heb ik in de visuele taal zichtbaar willen maken. Het uitbouwen van de stijl die ik in Son of Saul heb ontwikkeld heeft daarmee te maken. Maar het is ook een stijl die bij mijn persoonlijkheid als filmmaker past.”

Er is ook een parallel met onze tijd, met de boze massa’s die we overal om ons heen zien. “Ik ben zeer geïnteresseerd in de onzichtbare krachten die ons drijven en die onze beschaving ten onder kunnen brengen. Dat is nu weer aan de hand. We zijn geneigd om de geschiedenis van de mens als een rechte lijn te zien, een pijl van duisternis naar het licht van de vooruitgang. Maar ik denk dat dat een construct is van onze geest. Beschavingen ontwikkelen zich meer cyclisch. Er bestaat een onverklaarbare neiging om te vernietigen wat we aan het bouwen zijn, op de meest schandalige manier. Irisz is een speelbal van die dynamiek. Ze heeft geen greep op wat er om haar heen gebeurt en tegelijkertijd lijkt het alsof ze de aanstichter is van alles. Dat wilde ik op een immersieve, fragmentarische manier overbrengen, die gebaseerd is op obstructie. Er is een enorme beweging gaande, een choreografie van elementen, als de bewegingen van de planeten. Maar net zoals de kosmos een mysterie blijft terwijl wij naar haar kijken, blijft ook Irisz een mysterie.”

Het is een duistere tijd, een duistere film, met veel nachtelijke scènes, en als er licht is is het bijna verblindend. Waarom ‘sunset’? “Ik heb ter referentie veel foto’s uit die tijd bekeken, maar was bijvoorbeeld ook geïnspireerd door het schilderij Summertime (1943) van Edward Hopper, waarop een jonge vrouw voor een huis staat, en gevangen is in een vlaag van enorm sterk zonlicht. Hopper schilderde dat schilderij aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, toen de Verenigde Staten een optimistisch gevoel hadden over hun deelname aan de oorlog, de economie kreeg een boost, de depressie leek voorbij. Hij beschreef hoe hij dat gevoel van vooruitschaduwing in dat beeld had willen vangen. Er is iets stils en eenzaam in dat beeld. Maar ook een heel sterke schaduw achter haar.
“Er is iets vergelijkbaars met de beginjaren van de twintigste eeuw. Enorme oplevingen op het gebied van kunst, wetenschap, ontdekkingen. Maar tegelijkertijd bracht die explosie van creativiteit iets van een gevoel van weemoed met zich mee. Alsof het de latere gebeurtenissen van de twintigste eeuw profeteerde.”

Sunset presenteert een parallelle geschiedenis. We zijn gewend om de moord op de Oostenrijkse groothertog Franz Ferdinand in Sarajevo in 1914 te zien als de directe aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog, en van daaruit WOI als de kiem voor WOII. Maar u suggereert dat die aanslag ook al een jaar eerder in Budapest had kunnen plaatsvinden. “We hebben uitgebreide historische research gedaan. Duizenden en duizenden pagina’s, op allerlei gebieden. Als je kijkt naar de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog, dan is het duidelijk dat er zoveel complexe factoren hebben meegespeeld, dat het onmogelijk is om een compleet beeld te krijgen. Geschiedenis heeft zoveel lagen, en zelden een logisch begin. In die zin kun je niet zeggen dat de Eerste Wereldoorlog in Sarajevo is begonnen. Wat mij nog veel meer bezighoudt is waarom mensen zo graag de loopgraven ingingen, met zoveel overtuiging en vreugde bijna. Hoe verhield zich dat tot hun beschaving? Hoe heeft Europa zichzelf gedurende een paar decennia vernietigd? Er is iets heel duisters en onbegrijpelijks aan de redenen waarom mensen een beschaving teniet willen doen.”

Betekent dat dat we om onze tijd te begrijpen altijd maar weer terug moeten gaan naar het verleden, en ons nooit kunnen bevrijden van de verhalen van de vaderen van de vaderen? “Het is precies omdat we niet op een spirituele manier begrijpen wat tot onze ondergang heeft geleid dat we niet van de geschiedenis kunnen leren. Er zit iets in de menselijke code, of in de menselijke ziel, in de manier waarop mensen met elkaar omgaan – en dat is misschien ook waarom ik zo van Dostojewski hou – wat zo mysterieus is.”

Opmerkelijk dat u Dostojewski noemt, ik moest zeer aan hem denken tijdens het kijken naar de film, door de haast koortsachtige manier van de vertelling, de morele vragen, de manier waarop hij de menselijke psychologie onderzoekt in troebele en onzekere tijden, maar ook door de onrust van de nachtelijke scènes. “Maar ook door het feit dat je zelfs bij iemand als Dostojewski, die als schrijver de grootste doeken kon beschilderen, als lezer toch ook steeds gedwongen wordt om het verhaal te reconstrueren. Wat is er nu echt gebeurd? Wat heeft tot wat geleid? Er blijft een fundamentele onkenbaarheid van de menselijke beweegredenen. Hij dwingt je om je eigen relatie tot een verhaal en de personages te ontwikkelen, je moet zelf de gaten invullen. Werelden die niet helemaal ontcijferd kunnen worden. Die een mysterie zijn. Dat is ook het soort ervaringen waar ik in de cinema naar op zoek ben.”

Is het mysterie het betere antwoord? “Ja.”

En terwijl u met het mysterie aan het werk bent, geeft het u dan iets? Geeft het iets van zichzelf prijs? Gaat u, terwijl u de duisternis onderzoekt, de duisternis beter begrijpen? “Hopelijk. Ik weet het niet. Ik probeer het op z’n minst te begrijpen. Ik denk dat er in onze huidige maatschappijen ook een tendens is om weg te blijven van echte vragen. We blijven in actuele onderwerpen hangen die slechts van beperkte waarde zijn. Daardoor zijn de vragen die we stellen oppervlakkig. En dat geldt ook voor de cinema. Daarom ben ik geïnteresseerd in films die op z’n minst proberen om diepere vragen te stellen. Om onze eigen duisternis te begrijpen. Film heeft daarin als medium een unieke positie. Maar de meer industriële aanpak van cinema betekent vaak het einde van die uniciteit. Mensen houden zich meer bezig met de breedte en de oppervlakte van het medium, waardoor ze vergeten dat een film verschillende verhalen tegelijkertijd kan vertellen, verschillende lagen van menselijke ervaring kan blootleggen. Gek genoeg leidt de technologische vooruitgang niet tot meer vrijheid maar tot standaardisering en uniformiteit. Het leidt door zelfcensuur aan de kant van de makers, en een vorm van financiële censuur aan de kant van de geldschieters. Beeldcultuur wordt steeds totalitairder. Weet je waaruit dat blijkt? Omdat we ons op internet vrijwillig aan bepaalde codes onderwerpen over hoe we eruit denken te moeten zien, en hoe we onze levens moeten vormgeven. We gunnen onszelf, middenin die ogenschijnlijke vrijheid van het internet, niet de vrijheid om andere vormen of manieren om te leven of kunst te maken te onderzoeken. We hebben Stalin niet meer nodig om ons te knechten, we doen het zelf wel met onze neiging tot eenvormigheid.”