Kornél Mundruczó over White God

A Dog Day Afternoon

Kornél Mundruczó (foto: Fabrizio Maltese)

Een van de meest verrassende films dit jaar in Cannes was Kornél Mundruczó’s Hongaarse hondenfilm White God, waarin zwerf­honden in opstand komen tegen een fascistische maat­schappij. “Ik wilde echte emoties, geen CGI zoals in Life of Pi.”

Het genre is dood. Leve het genre. In z’n vorige film, het ondergewaardeerde Tender Son: The Frankenstein Project liet Kornél Mundruczó ook al genre-elementen samenkomen met melodrama. Maar daar nam ‘ie nog de tijd. Nu moest het een actiefilm worden. “Het Oost­-Europese cliché van de trage film werkt niet meer. Ik wilde iets snels.”

Honden dus. Veel honden, rennend door de straten en jagend op mensen in een hybride mix van antifascistische thriller en gezinsdrama. Het begint rustig. Nou ja, rustig. De vader van de dertienjarige Lili wil niet dat ze haar hond Hagen in huis houdt en wil hem kwijt. Reden: het is geen rashond en een nieuwe wet heeft de belasting op ‘vuilnisbakkenrassen’ drastisch verhoogd. Als hij Hagen loslaat op straat, loopt Lili weg van huis. Ze gaan naar elkaar op zoek, maar Hagen krijgt te maken met een fascistoïde mensenmaatschappij en sluit zich aan bij een groep radicale honden.

Dit is dus héél iets anders dan we van u gewend zijn. “Dit is inderdaad iets anders. Ik besloot dat mijn puberteit als regisseur voorbij was. Dit is een nieuwe opening. Een nieuwe manier om met het publiek te praten. Dus ja, de taal van de film is heel anders, maar dit is nog steeds een film van Kornél Mundruczó. Het is trouwens ook gezond om een stap richting het onbekende te zetten.”

Toen u het verhaal pitchte en over 250 honden begon te praten, hoe werd er toen gekeken? “Nou, eigenlijk was er helemaal geen grote pitch. Bijna het tegenovergestelde. Ik was bezig een andere film van de grond te tillen en dat duurde maar en duurde maar. Want de filmfinanciering onder de nieuwe regering is compleet omgegooid. Toen dacht ik: ik wil iets radicaals doen. Iets makkelijks. Gewoon een Hongaarse film. We schreven het script in drie weken. De producenten vonden het fantastisch. Doen, zeiden ze. En natuurlijk riepen sommige mensen dat het onmogelijk zou zijn. Maar dat was niet zo.”

U moest wel al die honden trainen. “Dat was inderdaad een hele klus. Ik wilde speciale, unieke beelden. Dus ik legde veel druk op de schouders van de hondentrainer. Het resultaat was ongelofelijk: hij heeft acteurs gemaakt van die honden. Voor mij was het een soort therapie, want ik zag dat twee dierenrassen echt kunnen samenwerken.”

Maar in de persconferentie zei u dat het een heel gevecht was met de trainers. “We moesten het script inderdaad de hele tijd aanpassen omdat we pas op de set zagen waar de trainers en de honden toe in staat waren. Eigenlijk was het vanaf de eerste dag duidelijk dat wij ons aan de honden moesten aanpassen en niet andersom. Want ik wilde echte emoties, geen CGI zoals in Life of Pi.”

Hoe lang trainden ze? “Zes maanden. Honderdvijftig honden kwamen uit een asiel. Die hebben nu allemaal een thuis gekregen. Dus als de film zou floppen hebben we dat wel mooi bereikt.”

U droeg de film op aan Miklós Jancsó die begin dit jaar overleed. “Om twee redenen. Hij heeft me geholpen met de film want twee weken voor hij stierf, hebben we hem een vroege versie laten zien. Hij belde me om te zeggen wat goed was en wat eruit moest. Daardoor is de film een half uur korter geworden. De andere reden: hij ís de Hongaarse cinema. Ik denk dat we nog niet doorhebben hoeveel we Miklós missen. In z’n hoofd was het nog steeds een jonge vent, ook al was hij 93. Voor mij is hij altijd een voorbeeld geweest van hoe je je onafhankelijkheid en vrijheid kunt behouden in deze business.”

Over vrijheid gesproken. De derde partij van Hongarije is een neonazi-partij. Was de opkomst van extreemrechts een aanleiding om de film te maken? “Niet echt. Hoe landen omgaan met groepen die ze als afwijkend beschouwen is niet alleen een probleem van Hongarije. Ik zie een revolte zoals in de film eerder in West-Europa plaatsvinden met z’n enorme massa tweederangs burgers.
“Dat gezegd hebbende, mijn wortels liggen in Oost-­Europa. White God [géén toespeling op Samuel Fullers White Dog over een hond die getraind is om zwarte Amerikanen aan te vallen, verzekert Mundruczó, RR] is een politiek melodrama met genre-elementen. Hij begint als een familiefilm en eindigt als een thriller. Die vorm past volgens mij het best bij de post-Sovjettijd waarin we leven in Oost-Europa. Het cliché van de trage Oost-Europese film werkt niet meer om de maatschappij te laten zien, want het is allemaal erg veranderd. Nu hebben we keihard kapitalisme. Minder democratie. Extremen tussen arm en rijk. Geen ideologie, wel veel tegenstellingen. Als je dat naar film wilt vertalen dan kun je daar geen heldere, simpele taal voor gebruiken. Die tijdloze melancholie die zo lang Oost-Europese films overheerste schiet dan tekort. Een stijl die ik zelf ook heb gebruikt. Als je met een jongere generatie wilt communiceren dan moet je een taal gebruiken die zij ook kennen.”