Agnès Varda

Het stoute meisje van de Nouvelle Vague

Sans toit ni loi

Agnès Varda krijgt op 13 december in Riga een Lifetime Achievement Award van de European Film Academy. De Franse cineaste wordt wel­eens de grootmoeder van de Nouvelle Vague genoemd, maar ze was eigenlijk de meest speelse van de hele jongensbende.

“Als ze me openmaken, vinden ze een strand van binnen”, zegt de Franse filmmaakster Agnès Varda (Brussel, 1928) nogal raadselachtig in haar laatste film Les plages d’Agnès (2008). Het is een soort documentaire autobiografie waarin de als fotografe opgeleide Varda in haar gebruikelijke kijkend-mijmerende stijl de toeschouwers meevoert langs plaatsen en locaties die in haar leven en films belangrijk waren.

Meestal is het één natuurlijk niet van het ander te onderscheiden. Zoals de Rue Mouffetard, de ‘hoofdrolspeler’ van L’opéra mouffe (a.k.a. Diary of a Pregnant Woman, 1958), een straat in het drukke en volkse 5de arrondissement van Parijs, waar Varda woonde op het moment dat ze deze surrealistische documentaire-rapsodie filmde.

Dat ze op 13 december een Lifetime Achievement krijgt van de European Film Academy is hoog tijd. Door haar huwelijk met Jacques Démy en vriendschappen met de ‘Rive Gauche’-filmers van de jaren vijftig en zestig wordt ze vaak tot de Nouvelle Vague gerekend, of omdat ze bij haar debuut La pointe courte (1955) ietsje ouder was dan de jongensbende van Godard en Truffaut, tot grootmoeder van de club bestempeld. Maar wie haar werk terugziet zal moeten concluderen dat ze een life force op zichzelf is: haar films zijn vitaal, speels en nieuwsgierig.

Cléo de 5 à 7

Cléo de 5 à 7
1962 | “Cléo van vijf tot zeven, of om precies te zijn: Cléo van vijf tot half zeven, is een portret van een vrouw, gevangen tussen zoeken en zelfontdekking, tussen behaagzucht en beklemming, tussen uiterlijke verschijning en naaktheid.” Zo legt een (mannelijke) voice-over uit waar Cléo de 5 à 7 over gaat in de trailer, een hoogst nouvelle vaguerig gevaarte van vlot gemonteerde stilstaande beelden – blijkbaar kon je in de jaren zestig op die manier een film verkopen. Dat waren nog eens tijden. De speelsheid van de vorm en de zwaarte van die voice-over doen goed recht aan de film: een vederlicht werk over vergankelijkheid. Zangeres Cléo wacht op de uitslag van een biopsie, ze verwacht geen goed nieuws, en ze doodt de anderhalf uur die ze wachten moet met slenteren door Parijs. Gaandeweg richt Varda haar pijlen niet alleen op onze omgang met de dood, maar vooral op hoe deze vrouw bekeken wordt en hoe ze zichzelf ziet. (Joost Broeren)

Sans toit ni loi
1985 | Agnès Varda stuitte in het begin van de jaren tachtig op een krantenberichtje over een doodgevroren zwerfjongen. Het liet haar niet los, met als gevolg Sans toit ni loi (‘Zonder dak of wet’). Met de sublieme speelfilm won ze in 1985 de Gouden Leeuw op het filmfestival van Venetië. Een grote bijdrage aan het succes leverde Sandrine Bonnaire met haar naturelle spel. De toen zeventienjarige actrice speelt de zwerfster Mona, die in het begin van de film aan de rand van een druivenveld doodgevroren in een greppel wordt gevonden. Daarna toont de film de laatste maanden van haar leven. We volgen de zwerfster van een kustplaats via het platteland naar een niet nader genoemde stad. De mensen die ze onderweg ontmoet – van vrachtwagenchauffeur tot blowende nietsnut – vertellen na hun ontmoeting in de camera wat ze van haar vinden. De raadselachtige zwerfster is een blanco scherm waarop iedereen zijn verlangens, vooroordelen en opvattingen projecteert. Een boerendochter benijdt Mona omdat “ze doet wat ze wil”, een garagehouder, die misbruik maakt van haar afhankelijkheid, noemt haar een slet, en een oude vrouw in een ongelukkig huwelijk prijst haar moed om alleen te leven. Aan het einde van de film is Mona nog steeds de grote onbekende. Haar motief om te zwerven blijft in de mist hangen. Intelligente, weerbarstige, indringende en ontroerende cinema. (Jos van der Burg)

Les glaneurs et la glaneuse

Les glaneurs et la glaneuse
2000 | Supermarkten willen alleen ongehavende aardappelen verkopen die tussen vijf en tien centimeter groot zijn. Alles wat daarvan afwijkt wordt als misvormd en dus onverkoopbaar beschouwd. De hartvormige kneusjes worden gewoon gedumpt op een stukje Frans niemandsland, en zouden door weinigen zijn opgemerkt als Agnès Varda ze niet had gefilmd. Dit terwijl het arenlezen (glaner in het Frans) een lange geschiedenis kent. Tot voor kort was het normaal dat vrouwen na de oogst de restjes graan, druiven of aardappelen die door machine of mens waren overgeslagen, in hun schort verzamelden. Er mag niets verloren gaan. Agnès Varda zocht naar mensen die tegenwoordig nog leven van verweesde (etens)waren. Het blijkt een onderwerp met onvermoede diepgang. Varda filmt los en impulsief, zonder vastomlijnd scenario en uitgestippelde route. Ze houdt van het toeval, en slaat op haar reis door Frankrijk regelmatig een zijweg in. De link tussen haar en de sprokkelaars is snel gemaakt. Ook Varda, toen 74 jaar, maakt zich zorgen dat ze binnenkort niet meer nodig is. Op luchtige wijze laat ze zien dat sprokkelen een wezenlijke mentale activiteit is: ze verzamelt beelden om de vergeetachtigheid de baas te zijn. Ze is de glaneuse uit de titel. En zoals het een echte beeldenjutter betaamt, filmt ze dingen waar niemand op let. (Mariska Graveland)


Varda op dvd

Varda’s werk is in Nederland beperkt op dvd verkrijgbaar. De Cinéart-uitgaves van Sans toit ni loi en Les glaneurs et la glaneuse zijn op dit moment de enige films die in Nederland uitgegeven zijn. Laatstgenoemde is binnenkort ook te zien op IDFA én op MUBI, evenals het verwante Daguerréotypes (1976). Wie goed zoekt, vindt op import een paar Britse (Artificial Eye) en Amerikaanse (Criterion) boxen met hoogtepunten. Goddank voor de Fransen: Arte bracht eind 2012 een 22-delige box uit met haar complete oeuvre, inclusief de kortfilms en met Engelse ondertitels.