Julien Temple over Crock of Gold: A Few Rounds with Shane MacGowan

'Als het niet moeilijk gaat, wordt het meestal een saaie film'

Crock of Gold: A Few Rounds with Shane MacGowan

Julien Temple is de filmchroniqueur van de Britse popmuziek uit de tijd van opwindende bands als The Sex Pistols. Met Crock of Gold: A Few Rounds with Shane MacGowan, openingsfilm van muziekfilm-festival In-Edit, geeft hij een fascinerend portret van Shane MacGowan, in de jaren tachtig de rebelse frontman van The Pogues. “Ik voel me een punkfilmmaker.”

Zonder geluk vaart niemand wel, maar Julien Temple (Londen, 1953) had in 1976 wel heel veel geluk. De toen 23-jarige Temple studeerde aan de filmschool in Londen, woonde in kraakpanden en op saaie zondagen zwierf hij graag een beetje doelloos door de stad. Op één van die tochten kwam hij in het oude havengebied van Londen terecht. Via Zoom vertelt hij vanuit zijn huis in een dorp in het landelijke Somerset wat er vervolgens gebeurde. “Door de wind hoorde ik vlagen van een lied van de Small Faces. Het geluid kwam uit een oud pakhuis. Ik liep de trap op en zag tegen de ramen silhouetten van jongens met erg dunne benen, stekelhaar en afgetrapte schoenen. Ze zagen eruit als een soort insectenwezens die vanuit de ruimte op aarde waren geland. Ze speelden de Small Faces-song ‘Watcha Gonna Do About It’, maar in plaats van ‘I want you to know that I love you’ zongen ze ‘I want you to know that I hate you’.”

Temple voelde een krankzinnige woede en energie in het nummer. Hij trok naar The Scotch, een hippe club in Londen in die tijd. “Ik zei tegen mensen dat ik de toekomst had gezien. Toen ze vroegen hoe die band dan wel heette, besefte ik dat vergeten was om hun naam te vragen. Ik vond ze niet meer terug, maar enige tijd later zag ik in muziektijdschrift Melody Maker een foto van ze bij de aankondiging van een optreden. Ik ben er heen gegaan en vroeg of ik hen mocht filmen.”

Spugen
De rest is geschiedenis: Temple maakte een korte documentaire over The Sex Pistols. “Ik had een sleutel van de filmschool en haalde ’s avonds stiekem een camera en zorgde ervoor dat hij ’s ochtends weer terug was.” Makkelijk was het filmen van de band niet. “Ze probeerden soms de camera uit mijn handen te schoppen of erop te spugen.” Lachend: “Het was in elk geval opwindend.”

Met het twintig minuten durende resultaat Sex Pistols Number 1 studeerde Temple af aan de filmschool. Dat hij er meteen zijn naam mee vestigde, was niet alleen een voordeel. “De film lanceerde in zekere zin mijn carrière, maar het was dubbel. Er waren ook producenten die me juist geen werk gaven, omdat ik betrokken was bij The Sex Pistols. Ze freakten out bij de woorden Sex Pistols en waren bang dat ik op het tapijt zou spugen als ik hun kantoor binnenliep.” Toch had hij er vooral voordeel van, erkent hij: “Onder andere The Rolling Stones en David Bowie waren onder de indruk en vroegen me later voor videoclips.”

Temple liet The Sex Pistols nog niet los. In 1980 maakte hij de lange documentaire The Great Rock ‘n’ Roll Swindle over de band. Twintig jaar later blikte hij met de The Filth and the Fury nog eens terug op het slechts drie jaar lange bestaan van de groep.

Temple is gevormd door de punkbeweging. “Het was geweldig om die tijd mee te maken, omdat er een nieuwe manier van kijken ontstond. Punk creëerde mogelijkheden om dingen te doen. Ook als filmmaker. Voor die tijd moest je als filmmaker van middelbare leeftijd zijn om een film te mogen maken, maar punk veranderde dat. Het idee was: sta op en zeg wat je te zeggen hebt. Dat sprak mij enorm aan. Ik ben een punkfilmmaker.”

Choqueren
Das war einmal. De tijden zijn veranderd, zegt Temple, die als voorbeeld naar de muziekwereld wijst. “Er was toen een gevoel dat liedjes meer konden zijn dan love songs. Dat je er de wereld mee kon veranderen. In de tijd van The Sex Pistols kon je met één song de hele boel opschudden. Nu is het allemaal enorm gefragmenteerd. Er zijn zoveel tribes: je bent van de hiphop, drum and bass, electronic of wat dan ook. Dat maakt het moeilijk om een groot publiek te bereiken. Dat lukt alleen nog met saaie muziek.”

Van rockmuziek moet de wereld het overigens niet meer hebben, meent Temple. “Die muziek is uitgespeeld als een kracht om mensen anders te laten denken. Maar dat is oké na vijftig jaar. We hebben iets nieuws nodig. We raken in tijdnood als mensheid. Jonge mensen moeten een nieuwe connectie maken met de aarde. Niet via politieke partijen, maar met een beweging als punk of hiphop. Er staat nogal iets op het spel, want de mensheid dreigt uit te sterven.”

Nog meer treurig nieuws: Temple en de vroegere Sex Pistols-voorman John Lydon zijn geen vrienden meer. Temple drukt zich netjes uit: “Ik ben niet meer zo verbonden met hem als in het verleden. Ik ben onder de indruk van hoe hij was in de jaren zeventig, maar onze wegen lopen om het zo te zeggen steeds meer uiteen. Misschien zegt hij het om te choqueren, maar ik ben het erg oneens met zijn pro-Brexit en -Trump opvattingen.”

Temple is altijd trouw gebleven aan zijn twee liefdes muziek en film. Hij heeft tientallen videoclips gemaakt met zo ongeveer alle legendarische Britse bands – van The Rolling Stones tot The Kinks – en een handvol documentaires, naast The Sex Pistols over onder andere The Clash en het roemruchte Glastonbury Festival, een van de oudste Britse popmuziekfestivals.

Met Crock of Gold: A Few Rounds with Shane MacGowan voegt Temple een documentaire toe aan zijn muziekfilmoeuvre, die de kijker die iets heeft met The Pogues nostalgisch maar ook onthutst achterlaat. De film portretteert Shane MacGowan, de frontman van het in 1984 opgerichte The Pogues tot hij in 1991, volslagen onhandelbaar door drugs- en drankmisbruik, uit de band werd gezet. Schrikken: de ruige rebel die we kennen van de heerlijk opzwepende combinatie van Ierse folk en punk zit in een rolstoel. Drank en drugs hebben zijn lichaam gesloopt, maar murmelend kan hij nog wel geestig en scherp uit de hoek komen.

Meedogenloos
Datt MacGowan bij het maken van de film nog even onhandelbaar was als vroeger, zorgde voor een stevige uitdaging. “Omdat hij geen interview met mij wilde doen – hij zei: “Fuck off, maak je eigen film” – moest ik andere manieren vinden.” Die vond Temple door MacGowan te laten praten met de producent van de film Johnny Depp, politicus Jerry Adams en Primal Scream-frontman Bobby Gillespie. Temple is tevreden over het resultaat. “Doordat Shane met verschillende mensen praat, zie je verschillende versies van hem. Met Depp is hij een gezellige prater, tegen Gillespie is hij agressief en bij Jerry Adams bijna een bedeesd schoolkind.”

Temple portretteert MacGowan in Crock of Gold met zijn vertrouwde stilistische methode (archieffragmenten van interviews en concerten, animatie en actuele beelden) als een ongeleid projectiel dat gered werd door de punk. “Hij had een verwarde jeugd met problematisch drugsgebruik, maar in de punkwereld voelde hij zich geaccepteerd. Punkers waren in de begintijd van de punk nog individualisten en niet het latere conformistische leger. Ze haalden inspiratie uit de punk om zelf creatief te zijn.”

Wie MacGowans eeuwige gedweep met Ierland kent, zal verbaasd zijn dat hij er nauwelijks heeft gewoond, want op zijn zesde verhuisde hij met zijn ouders naar Londen. Temple verklaart de paradox. “Misschien voelt Shane juist zo’n intense band, omdat hij niet in Ierland opgroeide. Hij zag Tipperary als het landelijke contrast van Londen en idealiseerde een leven zonder elektriciteit, stromend water en televisie. Maar doordat hij bijna zijn hele leven buiten Ierland woont, kon hij de Ierse traditionele muziek een nieuwe impuls geven. Want om die in Ierland heilige muziek te veranderen moet je in de diaspora wonen, omdat je meedogenloos moet kunnen zijn.”

Meedogenloos is MacGowan nog steeds. Zo wachtten Temple en de filmcrew drie dagen tevergeefs op hem in Tipperary voor opnamen. Toch zou hij de film ook hebben gemaakt als hij dit soort ellende van tevoren had geweten. “Als het niet moeilijk gaat, leidt dat meestal tot een saaie film. Hoe moeilijker mensen zijn, hoe meer kans dat de film de moeite waard is.” Wat dat betreft had Temple het met MacGowan niet beter kunnen treffen. “Shane kent geen grenzen. Het kan hem niet schelen of hij mensen pijn doet, maar dat geeft hem ook vrijheid.”