Freeze Frame #35

Een sprong in het diepe

Simon. Bewerking: Rolf Hermsen

Regisseur Shady El-Hamus (De libi, Forever Rich) brengt maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. Deze keer: de watervalscène in Simon.

Een goede vriend en collega-regisseur gaf me de vriendelijke doch kritische feedback dat ik in deze reeks te weinig oog zou hebben voor de Nederlandse cinema. Ik schoot direct in de verdediging door te zeggen dat ik mijn favoriete Nederlandse film Langer licht besproken had, om er vervolgens achter te komen dat dat alweer zo’n tweeënhalf jaar geleden was. En Borgman, zei ik, Borgman besprak ik een paar maanden terug toch? Maar het maakte allemaal weinig indruk. Van de 34 stukjes die ik over een filmscène schreef, gaan er inderdaad maar twee over een Nederlandse film. Ik kon niet anders dan hem gelijk geven.

Elke maand probeer ik erop te letten dat de films waarover ik schrijf niet te veel uit dezelfde tijd, hetzelfde perspectief of dezelfde geografische omgeving komen. Nederland sla ik onbewust vaak over, statistisch gezien niet onlogisch, maar ik moet wel bekennen dat ik door het jaar heen weinig, te weinig, Nederlandse films zie. En ik ben niet de enige, want de relatie met films van eigen bodem is al jaren moeizaam.

Zonde toch wel, want er worden – en er zijn in het verleden – genoeg prachtige films gemaakt. Moeten we dat niet wat meer benoemen en vieren? Houden we elkaar niet aan de grond met ons collectieve minderwaardigheidscomplex? Ik herinner me een krantenartikel van een aantal jaar geleden waarin Belgische makers op het filmfestival van Cannes de vraag kregen: “Wat doen we in Nederland verkeerd, hoe krijgen we onze films ook geselecteerd?”

Tuurlijk is het interessant dit soort kwesties te analyseren, en je moet altijd kijken naar hoe het beter kan, maar een eenduidig antwoord zal er nooit zijn en dus kun je je afvragen of zo’n artikel niet meer kwaad dan goed doet. Dit zijn namelijk precies de onzekere vragen waar je je als filmmaker in kunt verliezen – hoe maak ik een film voor Cannes? Als je zo denkt, raak je rap verwijderd van de plek waar de meeste goede films geboren worden: de onderbuik.

Hierbij dan voor de derde keer een Nederlandse filmscène. Simon is een hartverwarmend verhaal over leven, dood, vriendschap en liefde. Een verhaal over twee mannen – Camiel, een homoseksuele student tandheelkunde en Simon, een grofgebekte, plat Amsterdamse coffeeshopeigenaar, die ondanks al die verschillen bevriend raken. De film springt tussen heden en verleden en het wordt al snel duidelijk dat Simon in het heden ongeneeslijk ziek is en niet lang meer zal leven.

We volgen de twee vrienden door de jaren heen en gaan van ze houden. Zoveel zelfs dat als het einde voor Simon zich aandient, je het als kijker moeilijk drooghoudt. Eddy Terstall bewijst dat het voor een film die de juiste snaren weet te raken mogelijk is om breed omarmd te worden in binnen- en buitenland. Want, niet onbelangrijk, een film hoeft zich niet internationaal voor te doen om internationaal succes te behalen – Simon is oer-Hollands, of Amsterdams eigenlijk, en daarmee juist universeel.

Wat ook opvalt, bijna twintig jaar nadat de film uitkwam, zijn de scènes en dialogen waarin je de normen en waarden uit een vorige tijd voelt. Bepaalde grappen over vrouwen, homoseksuelen en mensen van kleur zou je vandaag de dag niet snel meer horen, maar dat kun je een film natuurlijk niet kwalijk nemen. Elke film zal vroeg of laat altijd gedateerd raken, dat is juist interessant. In die zin kijk je naar een verhaal dat op sommige vlakken niet meer helemaal in de tijd past, maar op andere vlakken des te meer, want Simon is een film die verbindt en onze gedeelde menselijkheid blootlegt.

Het laatste kwartier van de film is hartverscheurend. Met vrienden en familie spendeert Simon zijn laatste dag, terwijl de dood als een donkere wolk steeds dichterbij komt. En dan, als de euthanasie wordt uitgevoerd en je de tranen voelt opkomen, snijdt Terstall naar een flashback van Simon die in Thailand, zijn favoriete land, van een waterval naar beneden kijkt. Hij kijkt recht in de lens en zegt vol bravoure, en met plat Amsterdams accent: “Best wel hoog eigenlijk.” Vervolgens springt hij zonder aarzeling en zonder angst naar beneden, de dood tegemoet. Voor hij het water raakt, gaat het beeld naar zwart.

Geschreven door Shady El-Hamus