Freeze Frame #48
Ontluikende zelfacceptatie

Call Me By Your Name. Illustratie: Rolf Hermsen
Regisseur Shady El-Hamus (De libi, Forever Rich, Crypto Boy) brengt maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. Deze keer: een kettinkje met een davidster in Call Me by Your Name.
De Italiaanse regisseur Luca Guadagnino is uitgegroeid tot een meester in het visualiseren van verlangen en lust. Veel van zijn films, zoals Io sono l’amore (2009), A Bigger Splash (2015) en recenter Challengers (2024), draaien om personages die overweldigd en uit balans gebracht worden door een allesomvattend verlangen naar een ander. In Guadagnino’s verhalen fungeren verlangen en lust telkens als toegangspoorten tot ingrijpende keuzes: het losbreken uit een beklemmend bestaan, het riskeren van een jarenlange vriendschap of zelfs het begaan van een moord.
Zelf noemt Guadagnino Call Me by Your Name (2017) het derde deel van zijn ‘Desire Trilogy’. Na Io sono l‘amore en A Bigger Splash besloot hij de gelijknamige roman van André Aciman te verfilmen, en maakte daarmee van Timothée Chalamet de hotste jonge acteur van het moment.
Call Me by Your Name is een hartverscheurende coming-of-agefilm over de pijn van een onmogelijke eerste liefde. De eerste helft van de film focust op het intense verlangen en de kolkende lust die in de jonge Elio ontwaken, terwijl de tweede helft draait om de onmogelijkheid dat allesverzengende vuur te doven.
Elio is zeventien en wordt tijdens een zomer op het Italiaanse platteland hopeloos verliefd op Oliver, de charismatische onderzoeksassistent van zijn vader. Oliver is ouder, knap en zelfverzekerd, maar toch een onwaarschijnlijke eerste liefde. Elio heeft immers een relatie met een lokaal meisje, waardoor je als kijker aanvankelijk verwacht dat de film zal draaien om zijn worsteling met zijn geaardheid. Maar Guadagnino besteedt aan dat aspect opvallend weinig aandacht, accepteert het als een gegeven en richt zich in plaats daarvan op het universele en allesoverheersende: verliefdheid in haar puurste, rauwste vorm.
De opbouw van het groeiende, onderhuidse verlangen en de onontkoombare pijn van het einde van hun relatie worden met subtiliteit in beeld gebracht. Elio valt voor Oliver tegen wil en dank – hij probeert nog grip te vinden, zich niet mee te laten sleuren, maar blijkt kansloos. De kracht van de liefde overweldigt hem en door zijn jonge leeftijd is de klap des te harder. Want is dat niet waarom ons eerste liefdesverdriet zo pijnlijk is? Omdat je je op die leeftijd nog volledig overgeeft aan het gevoel en daardoor het risico loopt ongeremd te pletter te vallen?
De inmiddels iconische perzikscène is exemplarisch voor hoe Guadagnino de kijker meeneemt in Elio’s belevingswereld, maar bij het opnieuw kijken van de film raakte een ander, kleiner moment me nog meer. Vroeg in de film valt het Elio op dat Oliver een davidster aan een kettinkje draagt. Elio, die ook Joods is, heeft zelf net zo’n kettinkje, maar draagt het nooit. Wanneer hij Oliver trots en zelfverzekerd ziet uitdragen wie hij is, verandert dat.
Niet veel later, tijdens een zwempartij met vrienden, zien we Elio uit het water komen. Om zijn hals hangt zijn kettinkje, de davidster losjes tussen zijn lippen bungelend. De blik in zijn ogen verraadt een groeiend zelfvertrouwen en zo markeert dit moment het begin van Elio’s transformatie. Het ontwakende verlangen naar Oliver gaat hand in hand met een ontluikend zelfbewustzijn. Guadagnino laat zien dat verlangen naar een ander ook altijd iets blootlegt van wie we zelf zijn. Elio bewondert Olivers zelfverzekerdheid en leert daardoor zichzelf meer te accepteren – zijn geaardheid, zijn Joodse identiteit, zijn complete zijn. Hij is wie hij is, en dat is goed genoeg. Zo eindigt de prille liefde voordat hij daadwerkelijk begon, maar blijft Olivers invloed op Elio’s leven onuitwisbaar.