Yasujiro Ozu in kleur

Op zoek naar de rode ketel

An Autumn Afternoon

Vier kleurenfilms van Yasujiro Ozu werden recentelijk gerestaureerd. Vanaf mei zijn die samen met het eveneens digitaal opgepoetste Tokyo Story in EYE te zien, vooruitlopend op het grote najaarsprogramma over de Japanse film, ‘Tragische liefdes in de Japanse cinema’. Ozu kennen we voornamelijk in zwart-wit. Wat geven deze late kleurenfilms over zijn werk prijs?

“Meneer Ozu, ik ben Aki Kaurismäki uit Finland”, zegt de regisseur van Le havre en een batterij andere droogkomische successen tegen de camera. “Ik heb elf belabberde films gemaakt, en dat is allemaal uw schuld.”

Kaurismäki’s biecht is opgenomen in de korte documentaire Talking with Ozu uit 1993, waarin diverse filmmakers de liefde verklaren aan het werk van de in 1963 overleden Japanner, liefst via een vroege herinnering. Kaurismäki vertelt dat hij in 1976 zijn droom opgaf om schrijver te worden nadat hij door z’n broer gedwongen was om Tokyo Story (1953) te gaan zien, waarschijnlijk Yasujiro Ozu’s (1903-1963) beroemdste film. De Fin besloot in plaats daarvan “op zoek te gaan naar de rode ketel”, verwijzend naar Ozu’s gewoonte om shots van rode objecten in z’n films te stoppen. Dat wil zeggen in z’n kleurenfilms, waarvan hij er tussen 1958 en 1963 zes maakte. Ozu’s andere 47 films zijn in zwart-wit. Over die rode ketel zo meer.

Equinox Flower

Pandemonium
Zelfs wie alleen maar af en toe over film leest, zal de naam Ozu zijn tegengekomen. Heel wat minder mensen hebben zijn films ook echt gezien, zeker als het om bioscoopvertoningen gaat. EYE brengt vanaf 14 mei het digitaal opgepoetste Tokyo Story en vier gerestaureerde kleurenfilms opnieuw uit, vooruitlopend op het grote najaarsprogramma over de Japanse film, Tragische liefdes in de Japanse cinema.

Wie aan Ozu denkt, denkt aan zwart-wit. Dat is de schuld van Tokyo Story, waarvan de beelden van de theedrinkende familie en het tatami-perspectief inmiddels iconisch zijn, met personages vanuit een naastgelegen kamer gefilmd en als het ware gekadreerd door die typisch Japanse schuifwanden. Maar Ozu is ook de maker van zes kleurenfilms, waarvan er dus vier gerestaureerd zijn in het kader van een grootschalig digitaal restauratieproject door studio Shochiku (waar de regisseur decennialang in dienst was), ter ere van Ozu’s 110de geboortejaar en vijftigste sterfjaar in 2013. Het gaat om Equinox Flower (1958), Good Morning (1959), Late Autumn (1960) en An Autumn Afternoon (1960).

Net als in Ozu’s bekendste films, het zwart-­witte Late Spring (1949) en Tokyo Story (1953), draait het allemaal om de moderniteit die z’n intrede doet in de Japanse cultuur – die door de Tweede Wereldoorlog hardhandig kennismaakte met de rest van de wereld – door Ozu steevast teruggebracht tot de verhoudingen binnen een gezin. Die begonnen onder invloed van massamedia en de opkomst van grote bedrijven te veranderen – voor de oorlog werkten relatief veel Japanners in kleinere familiebedrijven, na de oorlog ging men steeds meer elders in dienst waardoor de onderlinge banden losser werden. Voor Ozu – zelf nooit getrouwd en tot haar dood in 1962 (slechts zes maanden voor z’n eigen dood) bij z’n moeder wonend – botsten die tradities en moderniteit nergens zo duidelijk als in het huwelijk en het uithuwelijken. Veel van zijn naoorlogse films draaien om kinderen die een eigen partner op het oog hebben of juist helemaal niet willen trouwen. Ouders staan daar niet altijd negatief tegenover. Veel beschrijvingen van Late Spring suggereren dat de vader z’n dochter voorliegt dat hij als weduwnaar snel zal trouwen, om haar ervan te overtuigen dat ‘ie als man niet aan de goden is overgeleverd. Maar die relatie is in de film veel dubbelzinniger. Hij is net zo goed afhankelijk van haar en verder lijkt ze wel heel erg teleurgesteld als hij vertelt over zijn plannen om opnieuw te trouwen. Hoe ver gaat haar affectie eigenlijk?

Een ander soort dubbelzinnigheid vind je in een van de gerestaureerde kleurenfilms, Late Autumn, waarin een moeder haar dochter probeert uit te huwelijken op advies van drie vrienden van haar net overleden man. Pikant is dat die drie vrienden min of meer lopen te flirten met zowel de moeder als de jonge dochter, terwijl het lichaam van hun overleden vriend net koud in de grond ligt. Ozu toont zich hier bewust van de ironie van ouders die doen waar ze als kinderen tegen protesteerden: de moeder wordt gespeeld door Setsuko Hara, die elf jaar eerder in Late Spring de rebellerende dochter speelde.

Floating Weeds

Gefrituurde garnalen
Voor een filmmaker die zich zo bewust was van visuele patronen getuige de nadruk op perspectief en compositie, was kleur weliswaar een verrijking van z’n arsenaal aan filmische middelen, maar niet in dezelfde orde van grootte. Hij was ook rijkelijk laat met het gebruik van kleur, net zoals hij eind jaren dertig ook een paar jaar later was met het gebruik van geluid. Misschien omdat Ozu tevreden was met z’n eigen manier van werken, maar over de exacte reden voor die terughoudendheid valt alleen te speculeren. Donald Richie citeert de filmmaker in zijn lijvige studie over diens werk: “Kleur is af en toe best in orde, maar als je het de hele tijd ziet, is het alsof je tendon (gefrituurde garnalen met rijst) eet. Je krijgt er genoeg van.” Later beschreef hij ook nog dat hij ook in zwart-wit al heel erg bezig was geweest met tonaliteiten, dus ook weer niet zo’n groot verschil te zien in het werken met kleur en zwart-wit. Soms werd de lieflijkheid van de kleuren in Agfacolor bekritiseerd, maar zelf zei hij juist daar erg van te houden, met name ‘het rood in Agfa vond hij magnifiek’.

Over het rood in Equinox Flower schrijft Mark Cousins maar ook de kleuren in de nu door EYE uitgebrachte komedie Good Morning verrijken Ozu’s typisch beheerste stijl. Het is bekend dat de regisseur een cinefiel was die veel buitenlandse films keek en daarom is het misschien niet toevallig dat het ritme en het kleurgebruik van Good Morning sterk doen denken aan Jacques Tati’s Les vacances de Monsieur Hulot en Mon Oncle – ook komedies die het idee van vooruitgang ironiseerden – waarvan de laatste net een jaar eerder een Oscar had gewonnen.

In Good Morning besluiten kinderen uit protest niet meer te praten omdat ze geen tv mogen kijken. Een omkering dus van de geluidsrevolutie en extra komisch als je bedenkt dat het een remake is van Ozu’s zwijgende komedie I Was Born, But… uit 1932. Maar het is niet alleen komisch. Het zwijgen van de kinderen raakt ook aan het zwijgen in de Japanse cultuur. Zwijgen als vorm van onderdrukte agressie.

Late Spring
Schaarste
Er zijn weinig filmmakers met zo’n minimalistisch en stilistisch consistent oeuvre die zich er zo zelden over hebben uitgesproken. Die schaarste gaf de afgelopen decennia aanleiding tot nogal wat simplificerende interpretaties.

Zo is Ozu vaak ‘de meest Japanse van de Japanse filmmakers’ genoemd, maar vragen anderen zich terecht af wat dat Japanse dan betekent. De een beweert dat Zen Ozu zou hebben geïnspireerd, (een shot van een vaas in Late Spring zou het idee van mono no aware of het besef van de tijdelijkheid van de dingen belichamen) maar anderen, zoals de Japanse New Wave-regisseur Kiju Yoshida, verwerpen dat. Volgens Yoshida in zijn boek Ozu’s Anti-Cinema dwingt het shot van die vaas de kijker om na te denken over de betekenis daarvan, waardoor die afgeleid wordt van de andere vraag die de scène oproept, namelijk de behoefte van de dochter om door haar vader omhelsd te worden, ‘of het verlangen van elke vrouw om door een man bemind te worden’. Hij noemt het beeld er een van ‘purificatie’. Het illustreert de rijkdom van een maker waarvan veel mensen denken dat ze wel weten wat hij te bieden heeft.

Sakeflessen
Kaurismäki besloot geïnspireerd door Ozu op zoek te gaan naar de rode ketel. Misschien betekent dat zoveel als op zoek gaan naar het wezen van film, dat je bij Ozu misschien kunt vinden in die dubbelzinnige shots van statische objecten. Shots die alle onrust die eraan voorafging plotseling lijken tegen te spreken, in een vraag lijken te veranderen. Het wezen van film, dat in Ozu’s laatste films dus nog even van kleur werd voorzien.

Kaurismäki vond in Ozu trouwens ook een zielsverwant omdat ze allebei nogal van drank hielden. Het openingsshot van Ozu’s Floating Weeds (een kleurenfilm die niet in het EYE-programma is opgenomen) is een lege fles naast een vuurtoren – schijnbaar allebei bakens op de woeste zee die het leven is – maar veelzeggender is misschien dat zijn vooruitgang bij het schrijven van scripts door Ozu afgemeten werd aan de hoeveelheid lege sake-flessen. Zegt men, maar we houden nou eenmaal van legendes.


Tokyo Story, Equinox Flower, Good Morning, Late Autumn en An Autumn Afternoon vanaf 14 mei in de filmtheaters | Najaars­programma Tragische liefde in Japanse cinema vanaf 24 september 2015.