IFFR: Nieuwe makers
Hongerig naar jong en hip
IFFR deelt de belangrijkste filmprijzen uit aan jonge, beginnende, talentvolle regisseurs. Wie een Tiger wint, zet de eerste stap in de richting van een bloeiende internationale carrière. Althans — dat beweert het festival zelf.
Deze editie viert IFFR zijn veertigste verjaardag. Alle reden om groots uit te pakken, met een jubileum dvd-box met de Tiger-winnaars postman (He Jianjun, 1995), mundo grúa (Pablo Trapero, 1999), old joy (Kelly Reichardt, 2006) en breathless (Yang Ik-June, 2009), en het overzichtsprogramma Return of the Tiger, met recent werk van eerder genomineerde regisseurs. Hierin draaien onder meer robinson in ruins van Patrick Keiller (robinson in space, 1997), oki’s movie van Hong Sang-Soo (the day a pig fell into the well, 1997), pulsar van Alex Stockman (i know i’ll see your face again, 2000) en if the seed doesn’t die van Sinisa Dragin (every day god kisses us on the mouth, 2002).
Kent u ze nog? Niet allemaal waarschijnlijk. De greep is tamelijk willekeurig, maar het geeft aan dat de werkelijkheid ingewikkelder in elkaar steekt dan de vergelijking Tiger= toekomstig succes.
Batman
Want veel bekroonde beginners slagen er niet in de weg naar de top te vinden. Zo maakte Jianjun na postman vier films, waarvan geen één het schopte tot de Grote Drie (Cannes, Venetië, Berlijn) of een grootschalige theatrale release kreeg. Keiller is als essayistische architectuurfilmer vooral bekend in zijn thuisland Groot-Brittannië, terwijl Stockman er tien jaar over deed om überhaupt zijn tweede film te maken. En Dragin zal ook met if the seed doesn’t die blijven steken in de middenmoot van het Oostblokabsurdisme. Uit genoemd rijtje zijn Trapero, Reichardt en Sang-soo wél echt doorgebroken tot het internationale arthousecircuit, met premières in Cannes en Venetië. Sang-soo won vorig jaar in Cannes met hahaha zelfs de talentenprijs Un Certain Regard, de eerste keer dat een Tiger-winnaar daarin slaagde.
Vraag het festival zelf een regisseur te noemen voor wie een Tiger de start van een flitsende loopbaan inluidde, en de naam Christoper Nolan zal vallen. Die won de prijs in 1999 met zijn gruizige, eigenzinnige zwart-wit debuut following, een typische Rotterdamfilm. Nolan kon meteen in Hollywood aan de slag. Op de achterstevoren vertelde thriller over geheugenverlies memento en de ijzige detectivefilm over slapeloosheid insomnia, volgden de psychologische Batman-afleveringen batman begins en the dark knight. Volgens velen was inception de beste film van 2010. Nolan heeft een duidelijke obsessie voor de diepste krochten van de menselijke geest, en is een tegendraadse denker binnen het Hollywoodsysteem, maar het is vreemd om een blockbusterregisseur maatgevend te maken voor de competitie van een festival voor de onafhankelijke, experimentele auteursfilm.
Wildgroei
Trapero, Reichardt en Sang-soo overtuigen meer als voorbeelden. Maar bijvoorbeeld ook de Chinese regisseur Lou Ye (in 2000 winnaar met suzhou river), die niet alleen vergeten genres als de film noir en de liefdestragedie afstoft, maar ook keer op keer de strijd aanbindt met de Chinese censor. Het Uruguayaanse duo Juan Pablo Rebella en Pablo Stoll (in 2001 winnaar met 25 watts) onderscheidt zich juist met een extreem droge, absurdistische vorm van tragikomedie. Helaas moest Stoll na de zelfmoord van Rebella in zijn eentje verder, wat resulteerde in het veel mindere hiroshima. De Japanse regisseur Naomi Kawase (in 1997 met suzaku winnaar van de Fipresciprijs van de internationale filmkritiek) tilt met haar fysieke, zweverige camerastijl de werkelijkheid naar een transcendentaal niveau. Het leverde ten minste één meesterwerk op, the mourning forest, en de voor deze editie geselecteerde meditatieve documentaire genpin.
Ook voor Nederlandse arthousefilmers vormde een Tiger-nominatie een goede aftrap. Na shanghai trance mocht David Verbeek (zijn tussendoortje club zeus zit dit jaar in Return of the Tiger) met r u there meedoen aan de Un Certain Regard in Cannes. Ook Nanouk Leopold ging met haar tweede film guernsey naar Cannes. Samen met Eugenie Jansen — tot op heden de enige Nederlandse Tiger-winnaar met tussenland in 2002 — en David Lammers (in 2006 genomineerd voor langer licht), die zich beiden vooralsnog beperken tot het Nederlandse taalgebied, gelden zij als de belangrijkste vaderlandse beloften.
Behoorlijke successen al met al, maar de concurrentie voor de Tigercompetitie groeit. Er is de laatste jaren sprake van wildgroei in debutantencompetities want iedereen hoopt de meest veelbelovende nieuwe makers aan zich te binden. Alsof makers van derde, vijfde en achtste films geen aanmoediging meer nodig hebben. Pusan heeft de New Currents competitie voor Aziatisch talent, in Sofia en Zürich worden eerste of tweede films bekroond, en het Asian Festival of First Films is zelfs volledig gewijd aan debutanten.
Zal het Rotterdams Filmfestival zijn positie de komende veertig jaar weten vast te houden? Zolang er gemiddeld één à twee regisseurs per jaar blijven doorstoten naar de top, bewijst de Tigercompetitie haar bestaansrecht.
Niels Bakker