EVERYDAY GOD KISSES US ON THE MOUTH
Kil en oogstrelend
In Everyday God kisses us on the mouth heeft Siniša Dragin pure barbarij, lethargie en nihilisme soms als een bars sprookje gefilmd.
In het Roemenië dat opdoemt uit Everyday God kisses us on the mouth lijken de mensen verlaten te zijn door God en de mensheid. Maar uit Oost-Europa komen ook van oudsher veel sprookjes. Ergens binnen die marges speelt Everyday God kisses us on the mouth van de Roemeens/Joegoslavische Siniša Dragin zich af.
In het begin van de film wordt de slager Dumitru vrijgelaten uit de gevangenis, waarna hij zich al snel ontpopt tot moordenaar. Dumitru is een redelijk rustige moordenaar: het deert hem niet wat hij anderen aandoet en zijn emotieloze gezicht blijft eigenlijk het grootste gedeelte van de film onberoerd. Dragin schuwt uiteindelijk het metafysische niet en maakt zijn verhaal rond met een visoen van Dumitru. De man had duidelijk zelf ook niet meer gedacht dat hij nog ergens op mocht rekenen in deze wereld.
Een film over pure barbarij — inhoud en decor sluiten naadloos op elkaar aan — krijgt dan alsnog iets hoopvols. Dan lijkt Everyday God kisses us on the mouth ook wat op een ouderwetse sprookjesvertelling, een wonderlijk verhaal dat gekenmerkt wordt door soms extreme wreedheden waarbij een happy end ongepast lijkt. Geweld is er royaal, maar veelal buiten beeld, en iets lieflijks of feeërieks laat Dragin maar helemaal weg. Het stempel ‘gewelddadig sprookje’ zou dan ook veel te gemakzuchtig zijn, daarvoor is de film ook te bars en te kil, ondanks alle oogstrelende shots.
Wonder
Dragin laat Dumitru regelmatig iemand aan zijn mes rijgen of anderszins omleggen, maar toont dat niet in alle details. Gelukkig eens een keer een regisseur die zichzelf niet per se een hele bink vindt door dat allemaal te durven. Dragin hoeft niet te tonen wat er aan ellende in de wereld is, Dumitru is geen moordenaar omdat moordenaars er nu eenmaal zijn. Nee, Dragin gaat het om iets anders. De hele film lang toont hij een nihilisme waar je koud van wordt maar even zet hij je op het verkeerde been omdat hij lelijkheid, gewelddadigheid ook, verheft tot een bepaalde esthetiek, waardoor hij gemakkelijk beschuldigd kan worden van mooifilmerij.
Maar de kern is elke keer weer waarvoor, waarom, of waarom niet. Dat laatste lijkt de gedachten van Dumitru te bepalen, niets kan hem eigenlijk schelen. Juist die mooie plaatjes, dat tot stijl verheven lelijke, een bepaalde scherpte en een bepaalde korrel in het beeld maakt dat het nihilisme van Dumitru, maar ook van Roemenië, werkelijk als cinematografie overkomt. Alleen met deze stijl, die nadrukkelijk geeft om het medium zelf, kan Dragin verantwoorden dat hij tegen het einde van de film, wanneer Dumitru ten einde raad is, een wonder kan laten gebeuren. De moordenaar die verdoemd leek en zich daar zelf ook bijna hartstochtelijk aan had overgegeven, wordt ontroerd. Ontroerd door een fantasma dat Dragin er erg dik bovenop legt. Door het lef dat hij de hele film lang heeft getoond, in korrel en afstand, voorkomt hij nu dat zijn magische gothic een lachertje wordt. Dumitru’s visioen is daarom schaamteloos mooi. Het maakt van de film ook een afgerond verhaal en ontkracht dat Dragin een lefgozerige mooifilmer is.
Gerlinda Heywegen