Het eindeloos rekken van de jeugd

Youth

Paolo Sorrentino haalt in Youth allerlei foefjes uit met onze verwachtingen van ‘jong’ en ‘oud’. In veel oudere films wordt de jeugd voorgesteld als een kortstondige, cruciale overgangsfase. Tegenwoordig lijkt de speeltijd van de jeugd eindeloos gerekt te kunnen worden.

Jeugd is lust, weet filmregisseur Mick Boyle, een van de twee hoofdpersonages uit Paolo Sorrentino’s tweede Engelstalige film Youth. Jeugd is elke mooie vrouw in je wijde omtrek najagen en tot overgave dwingen. Jeugd is honger, woede, oeverloze energie om je eigen plannen (filmplannen, in Micks geval) uit te voeren, met een middelvinger naar de gevestigde orde en je eigen vergankelijkheid.

Micks eigen jeugd is voorbij, weet hij ook – met zijn vriend en generatiegenoot Fred Ballinger (Michael Caine, zelf al zo lang en natuurlijk ‘oud’ dat je je hem nauwelijks meer als een bronstige Alfie kunt voorstellen) wisselt hij prostaatproblemen en geheugenhaperingen uit tijdens hun verblijf in een verstild Zwitsers kuuroord. Maar waar Fred al bevroren of begraven lijkt, is Mick op zijn oude dag recalcitranter dan het team van jonge scriptschrijvers dat hij om zich heen heeft verzameld voor wat zijn artistieke grande finale moet worden. En zo haalt Sorrentino in Youth meer foefjes uit met onze verwachtingen van ‘jong’ en ‘oud’: de paar kinderen in het hotel spreken als oude wijzen, terwijl de jonge filmster Jimmy Tree (Paul Dano) zich door zijn toevallige, vroege succes als robot in een superhelden-blockbuster wentelt in een deprimerend, prematuur defaitisme.

Traditioneel is ‘jeugd’ in de film een kortstondige, cruciale overgangsfase. Wat Rebel Without a Cause, Les 400 coups, Hair, Grease, Footloose, Dazed and Confused en tientallen andere films over jeugd met elkaar verbindt is de spanning tussen rauwe, jonge energie en de hypocriete, vijandige wereld der volwassenen, die ten slotte zelfs de grootste rebellen verzwelgt. Niemand ontkomt aan zijn coming of age – een tragische jonge-heldendood als Romeo en Julia is de enige uitweg. Wie gelooft echt dat Danny en Sandy in het laatste shot van Grease naar iets anders op weg zijn dan een burgermansbestaan, al vertrekken ze dan in een vliegende Greased Lightnin’? Of dat James Dean en Natalie Wood tien jaar na het einde van Rebel Without a Cause níet in dat huis met een wit hek zullen wonen?

Kampioen uitstellen
Tot grofweg de jaren tachtig wist elke jongere wat hem of haar later te wachten stond, met ouders en leraren als dagelijkse, huiveringwekkende illustratie. Zelfs de twaalfjarige Josh uit Big (Tom Hanks in een vroege glansrol, 1988) begreep na een korte kennismaking met de bonusjes van het volwassen bestaan – Geld! Snoep! Een mooie vriendin! – dat hij beter nog maar even kind kon blijven.

Die overzichtelijkheid is verdwenen. In een paar generaties zijn onze levensverwachtingen en -keuzes radicaal veranderd. Om te beginnen leven we gemiddeld steeds langer; wie verwacht zo’n tachtig jaar mee te gaan kijkt niet op een jaartje meer of minder om keuzes te maken en knopen door te hakken. Daarbij zijn de gevolgen van die keuzes lang niet meer zo groot als voor Benjamin Braddock uit The Graduate (1967) of Marty McFly uit de Back to the Future-cyclus (1985-1990), om nog maar twee jonge antihelden te noemen. Banen, huwelijken en relaties houden niet meer een leven lang stand; eerste gezinnen worden aangevuld met tweede en derde, eigen met stief- en pleegkinderen, echte vriendschappen met een virtuele veelvoud daarvan. Verhuizen, reizen of emigreren is minder ingrijpend door de bijna-onmogelijkheid om nog onbereikbaar te zijn.

Onze speeltijd lijkt eindeloos. Vooral mannen, anders dan vrouwen ongehinderd door een biologische klok, zijn kampioen uitstellen geworden. De ongeschoren man-jongen op gympies springt inmiddels in tientallen filmkomedies rond, van The Hangover tot het recente The Intern (met Robert De Niro als zeventigjarige… stagiair). Regisseur Noah Baumbach laat in Greenberg en While We’re Young de dralende veertiger Ben Stiller botsen met en verliezen van een aanstormende volgende generatie, zijn hippe accessoires en experimenteerdrang ten spijt. Verliezen, ja. Want oud worden we nog steeds. Allemaal. Zoals Sydney Pollack in Woody Allens Husbands and Wives (1992) zijn piepjonge aerobics-vriendin ten slotte razend over zijn schouder gooit omdat hij geen zin meer heeft in jong en fit doen, capituleert ook Stiller voor zijn leeftijd – de artritis in zijn knieën laat zich niet verloochenen met een racefiets of een gleufhoedje.

Terwijl in Youth de ouderdom verbaal ontleed wordt, concentreert Sorrentino’s cameraman Luca Bigazzi zich op die meest betrouwbare graadmeter voor onze werkelijke leeftijd, het lichaam. Van een kinderhandje om een vioolstok tot de sappige welvingen van Miss Universe, van de ballonbuik van een uitgerangeerde voetbalkampioen tot twee botsende scootmobiels.