Spectre

Bond versus de copyrightkwesties

Na ruim een halve eeuw filmgeschiedenis doet het geharrewar achter de schermen van de James Bond-films niet onder voor de staats­geheimen waar 007 achteraanjaagt. Aartsvijand SPECTRE kon alleen terugkeren naar het witte doek doordat een decennia slepend copyright­dispuut werd opgelost.

Zou het de leeftijd zijn? James Bond is immers de vijftig gepasseerd. En dan heb ik het niet over de acteur (Daniel Craig is ‘pas’ 47, ruim onder de 58 van Roger Moore bij zijn laatste Bond-avontuur), maar over de reeks zelf. Zo rond zijn veertigste zat die in een flinke identiteitscrisis, met de ‘reboot’ Casino Royale als resultaat. Bond ging het hélemaal anders doen. Wilt u uw wodka-martini ‘shaken’ of ‘stirred’, vraagt de ober. Wat kan mij dat schelen, blaft Bond.

Zoals dat gaat bij een midlifecrisis kwam vervolgens het besef dat het leven dat vaarwel was gezegd, ook zijn mooie kanten had. In Quantum of Solace en Skyfall werden dan ook één voor één de klassieke Bond-elementen teruggebracht, van Miss Moneypenny tot de gadgets van Q – beiden met een moderne twist.

Met Skyfall, die verscheen in het vijftigste bestaansjaar van de filmreeks, als voorlopig hoogtepunt: die lustrumfilm is bijna te bekijken als een soort ‘Best of Bond’, met alle toppers uit het verleden in een nieuw jasje. Allemaal, behalve aartsvijand SPECTRE, de criminele organisatie onder leiding van Ernst Stavro Blofeld, die in zes van de zeven eerste Bondfilms de kwade genius bleek. Blofeld was en is de klassieke Bond-slechterik, met altijd die sinistere witte kat op schoot, maar was desondanks ruim dertig jaar afwezig. Dat de ‘Special Executive for Counter-intelligence, Terrorism, Revenge and Extortion’ nu getuige de titel van het nieuwste Bond-avontuur (niet te zien voor het drukken van deze krant) alsnog verschijnt, bewijst hoeveel de geschiedenis van 007 de producenten inmiddels waard is. Want er moest een decennia slepend copyrightdispuut van tafel om SPECTRE terug op het witte doek te krijgen.

Gedonder
SPECTRE verdween na zeven films van het strijdtoneel door een dispuut rond de rechten dat in feite al ouder is dan de serie zelf. Voordat Bond in 1962 begon met Dr. No, werkte schrijver Ian Fleming in de late jaren vijftig al aan een mogelijke Bond-film, onder meer samen met filmmaker Kevin McClory. Toen die niet van de grond kwam, bewerkte Fleming het scenario tot de roman Thunderball, waarop McClory hem aanklaagde wegens schending van auteursrecht. De zaak werd uiteindelijk buiten de rechtszaal beklonken: Fleming kreeg de boekrechten en McClory de filmrechten.

Die filmrechten werden door de toenmalige producenten Albert R. Broccoli en Harry Saltzman vervolgens gekocht om in 1965 de verfilming van Thunderball te kunnen maken. Onderdeel van de deal was dat McClory tien jaar lang zijn filmrechten niet zou gebruiken. Toen McClory vervolgens in 1975 aankondigde een nieuwe verfilming van Thunderball te willen maken onder de titel Warhead, begon het gedonder: de Bond-producenten en de nalatenschap van Fleming klaagden McClory aan, maar kregen nul op het rekest. Het resultaat was jarenlang juridisch getouwtrek en de toestemming dat McClory zijn ‘onofficiële’ Bondfilm Never Say Never Again (1983) maakte en dat SPECTRE uit de ‘officiële’ freeks verdween. In de openingsscène van For Your Eyes Only (1981) wordt Blofeld (overigens zonder dat zijn naam wordt genoemd) zonder omhaal om zeep geholpen. Sindsdien werd in de films niets van SPECTRE vernomen.

Uitdijend universum
Tot nu, want in november 2013 werden de rechten op SPECTRE door de huidige producent MGM van de erven McClory teruggekocht. SPECTRE is de kers op Bonds mythologische taart. Want wat is een held zonder aartsvijand? En het past in een tijdsbeeld. De betere tv-series kunnen wedijveren met cinema, roept men al een tijdje (wat niet klopt), maar er is ook een omgekeerde beweging zichtbaar: grote films worden vaker en vaker series van grote films. Vandaar die hausse aan sequels en prequels: er wordt serieel verteld, met steeds nieuwe afsplitsingen van verhalen en personages waarvan de studio’s weten dat het publiek ze al eens heeft geslikt. Niet verwonderlijk: zo kunnen de enorme investeringen die deze films zijn (Spectre kostte naar verluidt meer dan 300 miljoen dollar) met een iets geruster hart gemaakt worden.

De producenten van Bond spelen dit spel de afgelopen jaren met groeiende finesse. In de tijden van Connery, Lazenby, Moore, Dalton en Brosnan stond elke film los van de voorgaande, herhalingen van telkens dezelfde formule waar aan het eind van de film de status quo was hersteld. Acteurs waren inwisselbaar, niet alleen in de hoofdrol maar ook in de bijrollen: CIA-collega Felix Leiter werd in zo ongeveer elke Bond-film door een andere acteur gespeeld, zonder dat daar ooit een punt van werd gemaakt.

Dat is inmiddels anders: de dood van M werd in Skyfall breed uitgemeten, om het afscheid van actrice Judi Dench te verklaren. Waar Quantum of Solace als directe sequel op Casino Royale nog tegenviel (ook wat betreft opbrengst), werd met Skyfall het juiste recept gevonden: een op zichzelf staand verhaal, dat wel verwijst naar verhaallijnen en personages uit eerdere Bondfilms. Afgaand op de trailers geldt iets vergelijkbaars voor Spectre, net als Skyfall geregiseerd door Sam Mendes. Niet voor niets opent de officiële plotbeschrijving met de zin: ‘Door een mysterieus bericht wordt Bond geconfronteerd met zijn verleden.’ Dat is de confrontatie die de filmreeks, nu de midlifecrisis voorbij is, meer en meer opzoekt en uitbuit.