Dementiefilms: The Father, Falling en Supernova

Het heden onderbreekt zichzelf

The Father

Deze zomer verschijnen weer drie nieuwe films rond personages met dementie — Falling, Supernova en The Father. Maar slechts één ervan durft de extreme desoriëntatie van de ziekte echt te benaderen.

Het is een kwestie van demografie, natuurlijk. Filmproducenten zijn niet blind voor de vergrijzing van de westerse samenleving, en spelen daar dus op in met een groeiend aantal films rond ouderdom, en specifieke onderdelen daarvan. Zoals Alzheimer en dementie, waar in de afgelopen jaren een opvallend grote hoeveelheid films over is gemaakt.

Ze beslaan een breed spectrum: van Sarah Polley’s aangrijpende, emotioneel complexe debuut Away from Her (2006) tot de nogal platte boomer-nostalgie van Paolo Virzi’s The Leisure Seeker (2017). Maar in alle gevallen hebben ze centrale rollen waar acteurs hun tanden in kunnen zetten. Dat wordt regelmatig beloond op prijzengala’s — zie bijvoorbeeld de Oscar voor Julianne Moore in Still Alice (Richard Glatzer & Wash Westmoreland, 2014).

Geen wonder dat twee van de drie films rond dementie die deze zomer verschijnen, werden geregisseerd door makers die hun carrières begonnen als acteur. Die twee films gaan zelfs in dezelfde week draaien: Falling, het regiedebuut van acteur Viggo Mortensen, en Supernova van de jonge Britse filmmaker en acteur Harry Macqueen. Eind augustus volgt Florian Zellers The Father, die afgelopen april Oscars won voor het scenario en de hoofdrol van Anthony Hopkins.

De bevestiging door de behoorlijk conservatieve Academy-leden doet misschien vermoeden dat The Father een risicoloze benadering kiest. Maar het tegendeel blijkt waar: het is de enige van deze drie films waarin de extreme desoriëntatie van de ziekte recht in de ogen wordt gekeken.

Supernova

Ingeleefd
De film die het hardst wegloopt van de confrontatie met dementie is Supernova. Om te beginnen doordat hoofdpersoon Tusker (Stanley Tucci) nog in de vroege fase van de ziekte zit. Veel meer dan over dementie zelf draait de film in feite om hoe Tusker en zijn partner Sam (Colin Firth) het naderend onheil accepteren.

Daar zit natuurlijk ook een enorme dramatische potentie. Het besef van wat komen gaat, de onherroepelijkheid ervan, de poging om dwars door hun verdriet nu te genieten van wat er nog is: daar zit de onderhuidse spanning van Supernova. Het is koren op de molen van acteurs Tucci en Firth (heteroseksuele acteurs die allebei flink wat ervaring hebben met homoseksuele personages). Ingeleefd en intiem spelen zij het stel, wiens alledaagse samenzijn na twintig jaar een enorme vanzelfsprekendheid heeft.

Sam en Tusker trekken er samen op uit in een camper, voor een herhaling van een vakantie vroeg in hun relatie. Het is een trip waarvan beiden weten dat het de laatste keer is dat het zo zal zijn, en dat besef kleurt vrijwel iedere seconde. Op zijn beste momenten draait Supernova om dat gevoel van verlies. Maar die momenten zijn ingebed in een film die het over het algemeen liever vriendelijk en troostrijk houdt.

Falling

Engelengeduld
Daarvan kun je Falling in ieder geval niet beschuldigen. Viggo Mortensens regiedebuut draait om een ten diepste onvriendelijke man, die het de weinige mensen die nog bij hem in de buurt komen steeds moeilijker maakt. De koppige tachtiger Willis is een glansrol voor karakteracteur Lance Henriksen, al decennia vooral te zien in genrefilms van wisselend allooi. Hij laat de onzekerheid en angst doorschemeren die Willis diep wegstopt met zijn tirades, scheldpartijen en terloops racisme.

Tegen de Aziatische echtgenoot van zijn zoon John (Mortensen zelf) bijvoorbeeld. Net als dochter Sarah (Laura Linney) is die zo ver mogelijk van zijn toxische vader weg gaan wonen, aan de andere kant van het continent. Maar nu pa begint af te takelen en het leven op zijn boerderij niet meer alleen aan kan, onderzoeken zijn kinderen de mogelijkheid hem dichter naar hen te halen. Dat blijkt natuurlijk onbegonnen werk. En waar Willis zich nu en dan verliest in nostalgische terugblikken op zijn beste jaren, tonen flashbacks dat hij ook toen al bepaald niet de makkelijkste was.

Falling is overduidelijk een persoonlijk project voor Mortensen — hij produceerde, schreef en regisseerde de film, speelt een hoofdrol én verzorgde de muziek. En hoewel het verhaal zeker niet autobiografisch is, putte hij voor bepaalde elementen uit zijn eigen jeugd en zijn ervaringen met zijn dementerende moeder — niet voor niets is Falling opgedragen aan zijn twee broers. Maar die persoonlijk drive vertaalt zich niet altijd naar het scherm. Hoe meer de flashbacks duidelijk maken over de dramatische voorgeschiedenis in het gezin, hoe minder begrijpelijk het engelengeduld is waarmee John de constante stroom verbaal geweld van zijn vader ondergaat. En door grotendeels het perspectief van John te kiezen, houdt de film dementie uiteindelijk toch op afstand.

The Father

Schijn van controle
Dat is precies het verschil met The Father, al lijkt ook de film van de Franse theater- en filmmaker Florian Zeller in eerste instantie ook het perspectief van de volgende generatie te kiezen. In de openingsscène volgen we Anne (Olivia Colman) op weg naar haar vader Anthony (Anthony Hopkins). Maar als ze is aangekomen, blijkt al snel dat we niet door haar ogen kijken, maar door die van hem. En van wat hij ziet is moeilijk chocola te maken.

De hoofdrol is Hopkins zowel op het lijf geschreven—zijn personage heet Anthony omdat Zeller geen enkele andere acteur in de rol voor zich zag. De tics en trucs die hij in de loop der decennia als acteur verzamelde, zijn neiging tot campy grandiositeit, elementen die in andere rollen soms nog wel eens in de weg kunnen gaan zitten, vallen hier op hun plek. Omdat het de tics en trucs van het personage zijn, de laatste verdedigingslinie van een man die wanhopig de schijn van controle probeert op te houden.

Terwijl die controle allang vervlogen is. Dat is wat The Father tot in je vezels invoelbaar maakt. Door het spel van Hopkins, maar veel meer nog door Zellers uitgekiende vertelstrategie, die maakt dat we — zeker in de eerste helft van de film — even hard in het duister tasten als Anthony zelf.

Dat zit hem in grote dingen, bijvoorbeeld dat zijn dochter in sommige scènes ineens door een andere actrice gespeeld wordt, die later dan weer opduikt als (waarschijnlijk) een ander personage. En in de heen en weer in de tijd springende structuur van de film — geen sprongen tussen een hardvochtig heden en een nostalgisch beschouwd verleden, zoals in Falling, maar een opbouw waarin het heden zichzelf constant onderbreekt.

Maar het zit hem vooral ook in kleine dingen, die je bijna niet bewust opmerkt: hoe alle ruimtes waarin The Father zich afspeelt op elkaar lijken, hoe er steeds andere schilderijen aan de muur lijken te hangen. Het enige waar Anthony op kan rekenen, is dat er altijd kip gegeten wordt.