The Obscure Life of the Grand Duke of Corsica

Het banale lichaam, de fijnzinnige geest

The Obscure Life of the Grand Duke of Corsica

Pretentieus en absurd, origineel en veelzeggend: The Obscure Life of the Grand Duke of Corsica doet zijn even omslachtige als intrigerende titel eer aan.

Proberen te vertellen waar The Obscure Life of the Grand Duke of Corsica over gaat, doet de film geen recht. De film kwalificeren als komedie, zoals hij te boek staat, is ook allerminst accuraat. Want deze tweede speelfilm van Daniel Graham laat zich, net als zijn protagonisten, niet in een hokje duwen.

Natuurlijk is er genoeg te zeggen over The Obscure Life of the Grand Duke of Corsica. Dat de film net zo pretentieus en absurd is als zijn titel, maar ook net zo origineel en veelzeggend. Dat verschillende verhaallijnen elkaar ontmoeten, ondersteunen en overlappen. Dat de cast indrukwekkend is en de beeldvoering subliem. Dat de muziek zowel de beelden als de dynamiek tussen de personages prachtig omsluit.

De film is meer dan het verhaal van hoofdpersoon Alfred Ratt (Timothy Spall), die niet de Grand Duke (Peter Stormare) is, maar de architect die door de edelman naar Malta is gelokt om voor hem een mausoleum te ontwerpen en bouwen. Zo snel als deze zin is geschreven en gelezen, zo complex en lang is de weg naar deze premisse.

Eerst wordt Ratt geïntroduceerd, maar daarvoor nog zien we een scène rond een stel monniken uit de dertiende eeuw, die op het punt staan een stadje binnen te gaan. De leider van het stel, Sint Franciscus van Assisi, overpeinst hardop de superioriteit van de geest en ziel over het lichaam, maar zijn lyrische monoloog komt abrupt tot een einde als een van zijn volgelingen moet toegeven aan een dringende behoefte van dat bespotte lichaam. “Helemaal los van het lichaam kom je nooit, lijkt het”, verzucht Franciscus. Een bijna Monty Pythoneske scène, maar dan een stuk subtieler. Ook Ratt kan niet aan zijn ouder wordende lijf ontkomen. Met afgrijzen beziet hij zijn eigen aftakeling – bij zijn eerste afspraak voor een belangrijke opdracht moet hij zijn darmen voorrang geven op zijn potentiële opdrachtgevers. De afspraak komt tot niets omdat de opdrachtgevers in zijn ontwerp een vagina zien, wat Ratt de onsterfelijke uitspraak ontlokt: “Er staat een architectonische erectie op elke straathoek!”

De banale processen van het lichaam gaan steeds hand in hand met, of vormen misschien zelfs wel de basis voor de fijnzinnige bespiegelingen die de geest produceert. Er wordt, soms in superieure literaire bewoordingen, soms in bijna verbaasde constateringen of hartgrondige verwensingen gereflecteerd op kunst, conservatisme, de mensheid, leven en dood, altruïsme, vriendschappen en liefde, waarbij de lijn tussen ironie en ernst ragfijn is, of zelfs helemaal niet bestaat.

De ontwikkelingen in de film vinden plaats in zorgvuldig gecomponeerde, oogstrelende settingen, waarvan de kleuren en het licht steeds corresponderen met de sfeer en zwaarte van de gebeurtenissen. Zo vindt Ratts belangrijke afspraak plaats in een met indrukwekkende klassieke wandschilderingen beklede, klassieke kunstkamer, is het feest waarvoor hij door the Grand Duke wordt uitgenodigd een in verzadigde kleuren gedrenkt hedonistisch spektakel en zijn zijn ontmoeting met de graaf omgeven door de donkerte van de naderende dood.

Het verhaal van de monniken loopt als een rode draad en een spiegel voor het heden door de ontluikende vriendschap tussen Ratt en de Duke heen. Dat verhaal is ook weer een verhaal in een verhaal, of meer precies, een film die op het eiland is opgenomen en waar Ratt naar kijkt om inspiratie op te doen. De hoofdrolspeler in die film is een jonge, egocentrische en ijdele acteur (Matt Hookings), die een onverwacht grote rol in de werkelijkheid blijkt te spelen. Dat er dan ook nog sprake is van een snel om zich heen grijpende epidemie doet er eigenlijk nauwelijks toe, hoewel Daniel Graham bij het bedenken van de film niet had kunnen bevroeden dat bij uitbreng de werkelijkheid andermaal absurder zou blijken dan zijn fictie.

Graham toont zich in zijn in vijf hoofdstukken gepresenteerde opus een begenadigd en origineel verteller, die zich niet stoort aan filmconventies én een coherent, beeldschoon, boeiend en geestig product aflevert. Hij sleept je onontkoombaar een licht absurde en tegelijk herkenbare wereld in, waarin je als kijker verrast, vermaakt en soms ontroerd wordt.