Le sorelle Macaluso
Gestolde zussen
Emma Dante schept met Le sorelle Macaluso een nostalgisch, warm en complex beeld van zusterschap.
Het is te mooi om stand te houden. Vijf zussen, variërend van zeven jaar tot begin twintig, wonen samen in een huis op het Italiaanse eiland Sicilië. Het staat vol robuuste meubels en is bezaaid met Barbies. Een lage kast met een tekening van de zeekust, een groot houten bed, bruine tegeltjes in de keuken. Op het dak wonen honderd witte duiven, waarmee de meisjes hun leven kunnen bekostigen. Het is oubollig, maar ook knus. Ze kibbelen en zeuren en toch is het eerste deel van Le sorelle Macaluso (‘de Macaluso-zussen’) vooral een idyllisch plaatje van zussen onder elkaar. Het huis ademt de herinnering aan hun ouders, over wie met geen woord wordt gerept. Door hun afwezigheid is de band tussen de zussen nog inniger. Dat gaat natuurlijk mis. De dood van de jongste zorgt dat het leven van de vier achterblijvers stolt. Net als het huis worden ze ouder, maar blijven ze wie ze als tieners al waren. Regisseur Emma Dante laat zien dat rouw alles vastzet en verandering in de kiem smoort.
De kustplaats Palermo is het vaste honk van Dante. Ze werd er geboren en het werd de setting voor haar beide speelfilms. In haar sterke filmdebuut Una via a Palermo (2013) focuste ze zich op de smalle steegjes, Le sorelle Macaluso draait om de zee. Die is voor Dante even aantrekkelijk als gevaarlijk. Ze baseerde de film op een door haarzelf geschreven toneelstuk uit 2014. In dat stuk ging het om zeven zussen en liepen de tijden door elkaar heen. Het was niet duidelijk wie dood was en wie nog leefde. In de filmversie klinkt het spel met de tijd door in het onveranderlijke ouderlijk huis, maar de structuur is helderder geworden. We zien drie dagen in het leven van de zussen met ertussen sprongen van dertig jaar.
Vijf rollen, twaalf actrices
Die tijdssprongen maakt Dante invoelbaar via rekwisieten. Zij toont hoe voorwerpen in een andere levensfase een andere betekenis krijgen. Een plastic toverstok of een dinosaurus-ei is magisch als je jong bent, vergeten als je volwassen bent en een nostalgisch artefact als je bejaard bent. Het worden tokens waarmee je het verleden kunt oproepen. Maar Dante’s belangrijkste zet is de vijf zussen te laten spelen door twaalf verschillende actrices. Vooral in het spel van de middelste zus Lia (Susanna Piraino, Serena Barone, Maria Rosaria Alati) zie je dat de actrices elkaars motoriek hebben bestudeerd. Hun binnensmondse geprevel en bonkige manier van lopen maken het personage gelaagd en ontroerend.
Die ontwikkeling is helaas niet bij alle zussen even sterk uitgewerkt. Dat de mooiste zus van lippenstift en jongens houdt en dat dertig jaar later nog steeds als voornaamste kenmerk heeft, is een jammerlijk cliché. Maar voor de rollen geldt hetzelfde als voor de losse filmdelen: individueel vallen sommige weg, maar gezamenlijk versterken ze elkaar. De zoetsappige eerste akte heeft het kille tweede deel nodig.
Bovendien is het een genot om zoveel verschillende soorten vrouwenrollen te zien. Zussen zijn in de kunsten een geliefd onderwerp. Maar wat de Engelse Jane Austen (Sense and Sensibility, Pride and Prejudice), de Russische Anton Tsjechov (Drie zusters) en de Zweedse Lars Norén (Hebriana) overeenkomstig hebben, is dat de relatie van de zussen met de mannen in hun omgeving minstens zo belangrijk is als hun verhouding met elkaar. Daar ziet Dante het nut niet van in. Mannen zijn in haar film veredelde figuranten. En gelijk heeft ze. De zussendynamiek is rijk genoeg.