Focus: Queer Pioneers

Maurice

Dat heteroseksualiteit de norm is in de filmwereld is geen nieuws. Maar er zijn altijd filmmakers die er maling aan hebben. Queer Pioneers, een samenwerking van Rialto, LantarenVenster en onlineplatform Picl, toont vijf films van zulke pioniers.

Bestaat er vooruitgang in de portrettering van niet-heterorelaties in de filmwereld? Ja, in de doelgroepencinema misschien, maar in de mainstreamcinema valt dat zwaar tegen, zegt Renske Diks, de bedenker van Queer Pioneers, in haar videotoelichting op Maurice (James Ivory, 1987). Deze romanverfilming is de enige film van Ivory die lauw werd ontvangen. Hoe te verklaren dat juist deze film, die over een liefde tussen twee mannen in het Engeland van het begin van de twintigste eeuw gaat, het slecht deed? Speelde een rol dat het de eerste mainstreamfilm was waarin twee mannen na het vrijen niet snel in de kleren schieten, maar naakt door de kamer lopen? Daarmee was Maurice de tijd niet een paar jaar, maar drie decennia vooruit.

Wat heet: in feite zijn naakte homo’s in Hollywood nog steeds een probleem. Veelzeggend is de preutsheid in het veelbekroonde ontluikende homoliefdesdrama Call Me By Your Name (Luca Guadagnino, 2017). Voor deze film schreef James Ivory het script, maar toen hij de film zag bleken de door hem geschreven naaktscènes veranderd in half-geklede scènes. “Ik vind het altijd onecht als mensen voor of na het bedrijven van de liefde decoratief gehuld in lakens rondlopen,” merkte de 91-jarige Ivory geïrriteerd op. Treurig dat deze hoogbejaarde in de mainstreamcinema de tijd nog steeds vooruit is.

120 BPM

Maurice is één van de vijf films die onder de titel Queer Pioneers op Picl te zien zijn. Diks noemt het films van makers ‘die grenzen hebben verlegd op het gebied van gender, geaardheid en seksualiteit.’ Zoals Robin Campillo, die in 120 BPM (2017) de in de mainstreamcinema doodgezwegen aidsgeschiedenis behandelt. Het in 1993 in Parijs spelende, in documentaire stijl gefilmde drama toont de strijd van actiegroep Act Up om de aidstragedie zichtbaar te maken in plaats van hem te negeren en weg te zetten als dodelijke ziekte van een minderheidsgroep. Bij dit onderwerp liet de mainstreamcinema het volledig afweten. Ja ja, we weten het: Hollywood maakte Philadelphia (Jonathan Demme, 1993), met Tom Hanks als een aan aids lijdende advocaat, maar dat was een uitzondering. Diks merkt terecht op dat de filmwereld, maar ook het publiek, aids links liet liggen.

Naast de mainstreamcinema is er de arthousecinema. Daarin zijn weinig onderwerpen taboe, maar ze zijn nogal modegebonden. Jarenlang waren disfunctionele gezinnen met prettig gestoorde gezinsleden een favoriet onderwerp, maar de laatste jaren is die plek ingenomen door transgender-thematiek. Dat klinkt cynischer dan bedoeld, want zulke films dragen bij aan acceptatie van mensen die niet aan de traditionele heteronorm voldoen. Alleen jammer dat het altijd brave films zijn met al even brave personages, die het arthousepubliek ervan moeten overtuigen dat transgender-mensen ook keurige burgers zijn. Zoals de hoofdpersoon van Una mujer fantástica (Sebastián Lelio, 2017). Geen misverstand: de film is een aangrijpend drama over de strijd om acceptatie, maar de vrouw is zo innemend en wijs dat het woord knuffeltransgender bij haar past. We zien liever de rauwe authenticiteit van Tangerine, het lowbudget drama uit 2015 van Sean Baker (The Florida Project), dat twee transgenderprostituees op Kerstavond in Los Angeles volgt. Geen wijze vrouwen die altijd de juiste beslissingen nemen, maar personages die afwisselend impulsief en nadenkend handelen. Zoals de meeste mensen in het echte leven.

Portrait de la jeune fille en feu

Rauwe authenticiteit missen we ook in Céline Sciamma’s Portrait de la jeune fille en feu. Ook nu weer geen misverstand: het in de achttiende eeuw spelende lesbische liefdesdrama is een lust voor het oog, met prachtige landschapsbeelden, schitterende actrices en subtiele dialogen, maar het drama is wel erg smaakvol.

Heerst in de huidige arthousecinema de dictatuur van de goede smaak? De vraag komt onvermijdelijk op bij Taxi zum Klo (Frank Ripploh, 1980), ook te zien in Queer Pioneers. De schandaalfilm portretteert in semidocumentaire stijl de rauwe homocultuur in Berlijn. Geen smaakvolle liefdesscènes, maar rauwe seks in openbare toiletten. Tv-uitzending van de film leidde in 1985 in Nederland tot Kamervragen, memoreerde Fritz de Jong vorig jaar in zijn recensie in de Filmkrant bij de heruitbreng van de film. De Jong stelde de vraag of uitzending van de film nu wel probleemloos zou verlopen. Hij vermoedt duidelijk van niet, omdat de hoofdpersoon in Taxi zum Klo ‘allesbehalve een naar maatschappelijke acceptatie hengelende knuffelhomo’ is, maar een man voor wie ‘een gay levensstijl nadrukkelijk ook een keuze is tegen het burgermansbestaan’. Wanneer zagen we voor het laatst zo’n personage in een filmtheater? Misschien veelzeggend over onze tijd dat een film uit 1980 de meeste radicale is in Queer Pioneers.


Queer Pioneers, vanaf 14 april 2020 te zien via Picl bij filmtheaters Rialto en LantarenVenster.