Thuiskijken – 16 december 2015
Morgan Neville over Keith Richards: Under the Influence
‘Hangen met Keith’
Tijdens IDFA zagen we in de omstreden Robert Frank documentaire Cocksucker Blues hoe Keith Richards met zijn Rolling Stones-bandleden begin jaren zeventig op tournee ging door Amerika: aan sex, drugs & rock ‘n’ roll uiteraard geen tekort. Het contrast kan niet groter zijn met Keith Richards: Under the Influence, Morgan Neville’s documentaire voor Netflix waaruit blijkt dat een inmiddels aaibare Keith toch echt de voorkeur geeft aan rock ‘n’ roll. "Voor Keith is muziek een soort religie."
Door Hugo Emmerzael
Hoe kreeg je het voor elkaar om een documentaire over Keith Richards te maken? "Het was volkomen toeval dat dit is gebeurd. Ik kreeg een telefoontje van Keiths manager die iemand zocht om hem te interviewen over zijn nieuwe album. Omdat het Richards was stemde ik gelijk in. Ik had hem al eens eerder geïnterviewd, dus ik was al een beetje bekend binnen zijn kringen. Ik nam de eerste dag een stapel bluesalbums en een platenspeler mee en we kletsten gewoon over die muziek."
Dat zijn de stapels vinyl die je aan het begin van de film ziet? "Ja, die oude platen. Ik stelde voor om het gesprek gewoon te laten gaan waar het heen zou gaan, in plaats van hem ergens over te laten praten. Ik wilde praten waar Keith over wilde praten, want de muziek die hij nu maakt reflecteert op een bepaalde manier op zijn muziek van vroeger.
We hadden het tijdens die gesprekken zo naar ons zin dat zijn manager vroeg of we door wilden blijven filmen. Al zei ze erbij dat we geen documentaire aan het maken waren."
Op welk punt werd het duidelijk dat jullie wel een documentaire aan het maken waren? "Na vijf dagen filmen stelde ik voor om er een korte documentaire van te maken. We verkochten het plan aan Netflix nog als een kortje. Pas tijdens de montage bleek dat we een lange documentaire aan het maken waren. Het was dus volkomen toeval: als we van begin af aan hadden gezegd dat we een documentaire aan het schieten waren, dan was die er waarschijnlijk nooit gekomen. Iedereen had het nu te veel naar zijn zin, dus het project bleef daardoor maar groeien. Keith is eigenlijk heel charmant; een familieman en een (groot)vader. De film reflecteert uiteindelijk goed hoe het is om te hangen met Keith."
Word je verlegen van werken met zulke grote sterren? "Af en toe nog wel, maar ik heb geleerd dat het beter is om sterren niet te veel te loven. Het is beter om uit te zoeken waar ze echt graag over willen praten, want fans vragen vaak altijd hetzelfde aan hen. Naar mijn idee zijn conversaties de beste interviews. Deze film was voor mij de ultieme ervaring van het gesprek laten gaan en niet proberen een strikt interview te houden."
Van Brian Wilson tot de achtergrondzangeressen in 20 Feet From Stardom, veel van jouw films gaan over mensen uit de muziekindustrie. Wat is eigenlijk jouw relatie met muziek? "Ik heb inderdaad zo veel muziekdocumentaires gemaakt. Voor Keith is muziek een soort religie. Het heeft hem nooit in de steek gelaten. Het geeft hem betekenis en het gevoel van een hoger doel. Voor mij voelt het ook ongeveer zo. Toen ik opgroeide was ik geobsedeerd door muziek. Ik speelde zelfs veel gitaar en bas in bandjes.
Heb je met Keith gejamd? "Nee, al heb ik wel op een van zijn gitaren gespeeld! Dat moest ik wel ervaren. Uiteindelijk is muziek voor mij een manier om de wereld te ontdekken. Mijn muziekdocumentaires gaan ook over meer dan alleen muziek. Mijn documentaire over Stacks Records en Memphis soul gaat eigenlijk ook over burgerrechten en discriminatie in de jaren zestig, in 20 Feet From Stardom onderzoek ik het concept van beroemdheid en de ervaringen van Afro-Amerikaanse vrouwen in de muziekindustrie. Voor mij is muziek dus als een soort Trojaans paard, waarmee ik mezelf in een groter verhaal stop. En dat dan met een mooie soundtrack!"
Je maakt al wel bijna twintig jaar muziekdocumentaires. Leer je nog iets van een nieuwe film? "Elke film is een leerervaring. Filmmakers zijn eigenlijk een beetje als Sisyphus. Je hebt een steen, je duwt hem op een berg en dan rolt de steen naar beneden en dan begin je weer opnieuw."
Dat klinkt best zwaar… "Dat is het ook! Maar je moet het leuk vinden om die steen op een berg te duwen om filmmaker te zijn. Ik vind dat leuk. Het gaat niet alleen om het afmaken van een film, maar ook om het genieten tijdens het gehele proces. Voor mij gaat het maken van documentaires om leren. Het is iets wat ik bij elke film doe."
Keith Richards: Under the Influence | | Verenigde Staten, 2015 | Regie Morgan Neville | Te zien op VOD (Netflix)
Import
Het beste uit het internationale aanbod voor thuiskijkers deze maand, geselecteerd door Boudisque (boudisque.nl).
Underground | Met Underground, een episch verhaal over vriendschap tegen de achtergrond van de Joegoslavische oorlogen, won Emir Kusturica in 1995 zijn tweede Gouden Palm. In totaal hebben maar zeven regisseurs dat voor elkaar gekregen. BFI brengt de film opnieuw uit, inclusief een voor televisie gemaakte versie van vijf uur. dvd (r2/B) | BFI
Hana-bi | Hana-bi (Fireworks in het Engels) is geschreven, geregisseerd en gemonteerd door Takeshi Kitano. Daarnaast vertolkt hij ook de hoofdrol als een gewelddadige politieagent die er na het verongelukken van zijn partner met de pet naar gooit. Sfeer en gevoel dicteren Kitano’s plot, actie en expositie schuift hij liever naar de zijlijn. Blu-ray (r2/B) | Third Window
Bitter Rice | Bitter Rice — niet voor niets in Venetië uitgeroepen tot een van de honderd Italiaanse films om te bewaren — is in het Italiaanse collectief geheugen gegrift door de combinatie van neorealisme en een kritische kijk op Amerikaans consumptiegedrag. (Over)geseksualiseerde actrice Silvana Mangano zorgde voor extra volle zalen. Blu-ray (r1/A) | Criterion
The Hotel New Hampshire | Deze adaptatie van het gelijknamige John Irving-boek is een soort The Royal Tenenbaums avant la lettre met een spectaculaire cast. Onder andere Jodie Foster, Nastassja Kinski en Beau Bridges spelen in Tony Richardsons tragikomedie over een disfunctioneel gezin dat een hotel wil oprichten. blu-ray (r1/A) | Kino Lorber
Inside Llewyn Davis | Met A Most Violent Year, Ex Machina en Show Me a Hero heeft Oscar Isaac bewezen elke rol aan te kunnen, maar het hoogtepunt van zijn carrière is nog steeds Inside Llewyn Davis. Folkmuzikant Llewyn Davis is immers een perfect Coen-personage: origineel, sympathiek, onsuccesvol, maar wel getalenteerd. Blu-ray (r1/A) | Criterion
Walt Disney Animation Studios Short Films Collection
Disney’s ongeïnspireerde herrijzenis
Disney gebruikt in kortfilms computeranimatie om tradities te doen herleven. Het resultaat is technisch superieur, maar met een gebrek aan inspiratie dat je terugziet in het vlakke character design en de flauwe verhaaltjes.
Door Kees Driessen
Gaat ze dood? Ik had The Little Matchgirl (Roger Allers, 2006), een van de twaalf korte animatiefilms op deze Blu-ray (van zo’n vijf tot tien minuten per stuk), niet eerder gezien. Als er één sprookje is waarbij de hoofdpersoon moet sterven is het wel Hans Christian Andersens Het meisje met de zwavelstokjes uit 1845. Anders slaat het nergens op. Maar zou familiestudio Disney dat durven?
En ja, ze sterft zoals het hoort: eenzaam doodgevroren in de sneeuw, nadat ze haar laatste, onverkoopbare zwavelstokjes heeft opgebrand om zich te warmen. Maar Andersens verhaaltje biedt Disney ook het benodigde happy end: ze herrijst als geest, opgehaald door wijlen haar oma in een warm licht. Zo wordt doodgaan natuurlijk een stuk gemakkelijker. En nep, in zekere zin.
Die christelijke verlossing zie je ook in John Henry (Mark Henn, 2000), een folkverfilming waarin een negentiende-eeuwse Amerikaanse spoorarbeider zich letterlijk doodwerkt in de strijd tegen een machine die zijn baan dreigt over te nemen. Hij sterft in de armen van zijn geliefde, maar verschijnt later trots tussen de wolken als hemelse inspiratie voor zijn zoontje.
Iets vergelijkbaars gebeurt met het dappere klokje in Tick Tock Tale (Dean Wellins, 2010), dat wordt ‘doodgetrapt’ door een inbreker maar door zijn Maker wordt gerepareerd en als nieuw verder leeft. Machina ex deus.
The Ballad of Nessie
Mickey
Het past bij de traditionalistische moraal die Disney eigen is. Het grappige is dat je eenzelfde conservatieve voorliefde tot wederopstanding ziet wanneer Disney met de vorm gaat experimenteren — zoals ze in deze kortfilms veelvuldig doen. Disney gebruikt computeranimatie, vaak op vernieuwende manieren, om ouderwetse stijlen te doen herleven.
In Paperman (John Kahrs, 2012) is dat een zwart-witwereld uit de jaren veertig met een ruw potloodrandje; in John Henry stamt de inspiratie uit quilts en het platte perspectief van houtsnedes; en in de tangokattenfilm Lorenzo (Mike Gabriel, 2004) — nota bene gebaseerd op een nooit afgerond project uit 1949 — worden ruwe verfstreken gecomputeranimeerd. Allemaal vernieuwend, maar met de blik op het verleden en bovendien steeds net niet wat het suggereert te zijn: potlood, textiel, krijt, verf. Fake, in feite. Net als de dood van het meisje met de zwavelstokjes.
Een mooie case study biedt Get a Horse! (Lauren MacMullan, 2013). Het begint als een Mickey Mouse-filmpje in handgetekende jarentwintigstijl — inclusief bijbehorende surrealistische grapjes, zoals Mickey’s schoen die zijn tong uitsteekt. Zeer retro weer, maar wel heel goed gelukt.
Maar dan veranderen Mickey en zijn kornuiten in computeranimatie: ze scheuren door het bioscoopscherm en staan tot hun verbazing opeens in full-color en ruimtelijk beschaduwd in de zaal. Die computerfiguurtjes blijken zwaar inferieur aan handgetekende Mickey: minder charmant, minder flexibel, met minder karakter. De les: als je oude Mickey wilt namaken, gebruik dan oude technieken. Niet nieuwe.
Pixar
Wederopstanding. Het kwakkelende Disney werd in 2006 gered door de fusie met Pixar — wat in feite een overname was, waarbij Pixars John Lasseter de belangrijkste artistieke leider van het gecombineerde bedrijf werd (zijn foto staat dan ook in de oldskool Goofy-short How to Hook Up Your Home Theater uit 2007 naast die van Walt Disney op het dressoir). Het eerste wat Lasseter deed: de zojuist door Disney gesloten afdeling voor handmatige celanimatie heropenen.
Terwijl Pixar zelf met elke film de grenzen van publieksvriendelijke computeranimatie oprekt, kijkt Disney vooral naar 20ste-eeuwse tradities. Dat riekt naar een gebrek aan inspiratie. En inderdaad getuigen deze (technisch indrukwekkende) kortfilms daarvan met vlak character design van nieuwe personages en flauw en voorspelbaar uitgewerkte verhaaltjes — zelfs als ze zijn gebaseerd op sterk bronmateriaal.
Pijnlijk genoeg zijn daarom twee van de beste kortfilms (van deze overigens niet uitputtende verzameling) de vervolgjes op lange animaties Tangled Ever After (Nathan Greno en Byron Howard, 2012) en Frozen Fever (Chris Buck en Jennifer Lee, 2015). Zonder vormexperimenten, maar wel met dieper uitgewerkte werelden en personages. En dat blijkt dan toch belangrijker.
Socialistisch
De andere hoogtepunten, naast de geslaagde reanimatie van oldskool Mickey, zijn The Ballad of Nessie, waarin het character design wel lukt door met succes te lenen van Dr. Seuss, en het eerdergenoemde John Henry.
Want hoewel de gruwelijke Disney-clichés dat je hart de droom van je ziel doet uitkomen en je alles kunt worden als je maar in jezelf gelooft niet ontbreken, en het character design generiek is, biedt John Henry een wonderlijk boeiend politiek verhaal, waarin een groep nobele arbeiders, die voornamelijk bestaat uit zwarte ex-slaven, wordt onderdrukt door kapitalisten en landeigenaars, hun contracten niets waard blijken en industrialisatie de vijand is. Hun aanvoerder en inspirator, ex-slaaf John Henry, wiens machtige hamer is gesmeed uit zijn vroegere ketenen, offert zijn leven in de strijd voor een lapje grond voor hem en zijn kameraden.
Niet alleen in onderwerp, zelfs in stilering doet John Henry soms denken aan oude Oostblok-propaganda. Ook retro dus, maar inhoudelijk verreweg de meest volwassen en, in Amerikaanse context, meest subversieve korte animatiefilm op deze schijf.
Ps Bij de magere extra’s hoort een algemene babbelintroductie waarin de mythe wordt herhaald dat Disney de eerste was die animatiefilms maakte met kleur, synchroon geluid en een multi-plane camera — allemaal aantoonbaar onwaar.
Walt Disney Animation Studios Short Films Collection | | Verenigde Staten, 2015 | Diverse regisseurs | op Blu-ray en dvd
The Friends of Eddie Coyle
Echte vrienden heb je nooit
Pater Yates is misschien niet zo bekend als Sam Peckinpah of Sidney Lumet, maar klassiekers maakte hij zeker. Neem The Friends of Eddie Coyle: een intense misdaadfilm waar amper geweld in zit.
Van een afstandje, verborgen achter de struiken die in de voortuin staan, zien we in het eerste shot van Peter Yates’ The Friends of Eddie Coyle hoe een man uit zijn huis en in zijn auto stapt. Daarna zien we een andere man, verborgen in een andere auto, die hem met zijn koele blik volgt en notities maakt in een boekje. De eerste man is een bankier, de tweede een overvaller. Het zal niet lang duren voordat dit schemerspel van blikken plaats maakt voor een de intensere overvallen uit de geschiedenis van de misdaadfilm.
Er zit bijna geen bloedvergiet in Peter Yates’ The Friends of Eddie Coyle. Slechts als een overval misgaat wordt er in alle paniek één dodelijk schot gelost. Daarna wordt er nog één keer op koelbloedige wijze met iemand afgerekend. Verder moet dit scenario van Paul Monash (gebaseerd op het gelijknamige boek van Killing Them Softly-auteur George V. Higgins) het voornamelijk hebben van de kracht van uitgewisselde blikken en woorden. Zo worden de overvallen in deze film niet met geweld, maar juist met de belofte van geweld gepleegd. "Doe niets heroïsch. Deze mannen hebben thuis een wapen op mijn familie gericht. Ik geloof ze." Dat leggen alle bankiers aan hun onder schot gehouden personeel uit, terwijl er weer een grote kluis wordt leeggeroofd.
De overvallers zijn de titulaire vrienden van Eddie Coyle, een door Robert Mitchum gespeelde oude boef die zijn naderende gevangenisstraf niet uit wil zitten. Hij heeft een fijne vrouw (die eindelijk eens niet wordt afgebeeld als een blok aan het been van het mannelijk hoofdpersonage) en opgroeiende kinderen met wie hij zijn dagen het liefst zou willen slijten. Daarom zijn ook de politieagenten die de bankovervallers willen oppakken Coyle’s vrienden. Echte vrienden heb je immers nooit in dit circuit. Je hebt hooguit mensen die elkaar een wederzijdse dienst verlenen, zij het in de vorm van geld, wapens, informatie of vrijheid.
Dat deze film de meeste mensen weinig zegt komt misschien omdat Yates (weliswaar regisseur van Steve McQueen-vehikel Bullit) niet van dezelfde reputatie geniet als een Eastwood, Peckinpah of Lumet, maar The Friends of Eddie Coyle is evenmin een onbetwiste klassieker. Vooral dankzij de koele shots van Dog Day Afternoon-cinematograaf Victor J. Kemper en het sterke spel van Mitchum vangt deze film alle spanning en emotie die komen kijken bij een harde wereld waarin de mensen die iedereen te vriend willen houden juist alles verliezen.
Hugo Emmerzael
The Friends of Eddie Coyle | | Verenigde Staten, 1973 | Regie Peter Yates | Vanaf 25 januari te zien op import-dvd + blu-ray (r2), Masters of Cinema/Eureka!
The Smell of Us
Skatende en seksende tieners in Parijs
De Amerikaanse regisseur Larry Clark maakte voor het eerst een film in Frankrijk. Clark focust weer op zijn favoriete onderwerp: schaamteloos met seks experimenterende tieners. Het leverde een expliciete film op, die op 4 eindigde in Cahiers du Cinema’s top 10 van 2015.
Behalve dat Clark het niet kan laten om de Eifeltoren duidelijk in beeld te brengen, is er verder weinig Frans aan The Smell of Us. Het cliché van de geciviliseerde Franse tiener wordt gemeden: de jeugd is even grof, ongeremd en seksueel als de personages in Kids (1995) en Ken Park (2002).
Middelpunt van The Smell of Us zijn de skatende vrienden Math, JP, Pacman, Guillaume en Minh. Overdag doen ze trucs op hun skateboards op de trappen van Palais de Tokyo en hangen ze in een overdekte skatehal. Ze roken, blowen en filmen twee leeftijdsgenoten die seks hebben. Op een triomfantelijke grijns na doet het de aanwezigen niets. Een van de jongens filmt de daad, de rest kijkt toe of staart wat voor zich uit.
Naast skaten en blowen is seks hebben voor geld een bezigheid van de jongens. Meer dan een middel om verveling tegen te gaan is het niet. De seks, met mannen en vrouwen die hun ouders of grootouders hadden kunnen zijn, maakt niets bij ze los. De kijker wordt tijdens de talloze seksscènes geconfronteerd met zielloze, lege blikken.
Hierin zit meteen het probleem van The Smell of Us. Anderhalf uur zien we passieloze personages die zich nauwelijks ontwikkelen en bij wie niets voor onthutsing zorgt. Dat is weinig interessant. Anale seks, vechten, een klant die "fuck my nose with your toes" roept: de skaters staren stoïcijns voor zich uit, wachtend op de volgende joint. Zelfs de zelfmoord van een van de jongens maakt niets los bij de groep.
Toch is het niet onmogelijk om de wereld van Math, JP en de rest binnen te komen. De film toont close-ups van bezweette huiden, de camera glijdt langs lichamen, aanrakingen worden close getoond. Deze focus op het lichamelijke aspect sleept de kijker toch de wereld van de jongeren in. Gevoelens blijven op afstand, het jonge lichaam in al zijn facetten komt dichterbij dan je zou willen.
Daarnaast maakt Clark interessant gebruik van de onvermijdelijke smartphone. De vrienden filmen hun skateboard capriolen en seksuele escapades. Ook dit laat de jongeren dichterbij komen en brengt bovendien een nieuwe esthetiek in Clarks oeuvre. Het laat zien dat Clarks personages de afgelopen twintig jaar misschien weinig zijn verandert, maar dat de wereld waarin zij leven wel degelijk anders is.
Susan Warmenhoven
The Smell of Us | | Frankrijk, 2014 | Regie Larry Clark | Te zien op dvd (Excesso)