Ex Machina

De hunkerende robot

Ex Machina

De robot raakt emotioneel steeds meer volgroeid. Robots proberen ons nu zelfs al op Tinder te verleiden. De mens moet zijn unieke plek gaan delen, zo is te zien in het programma We Love Robots op het Imagine Film Festival.

Tussen alle schreeuwerige radiocommercials door kon je laatst ineens de sonore stem van Arnon Grunberg horen: “In elk systeem is de mens de zwakste schakel”, zegt hij in een reclame voor zijn nieuwste boek. De mens is definitief van zijn voetstuk gevallen als dit sombere inzicht zelfs geschikt wordt bevonden voor een commercial. Nu wankelde de positie van de mens natuurlijk al langer. Ook op het Imagine Film Festival draaien weer legio films die laten zien dat het zelfbeeld van de mens als kroon op de schepping onder vuur ligt.

Je leest dan wel steeds vaker dat we in het Antropoceen leven, het tijdperk van de mens die de planeet inmiddels grondig heeft veranderd, zoals vorige maand nog op een conferentie van Sonic Acts te horen viel of tot eind april op de Utrechtse BAK-tentoonstelling ‘Anthropocene Observatory’ is te zien. Maar hoe lang duurt onze zegetocht nog? De mens is al op vele manieren uit het centrum van het universum verdreven. Darwin en velen na hem leerden ons dat we dieren zijn zonder aparte status of kwaliteiten — mens te zijn heeft nog nooit zo dierlijk gevoeld als de afgelopen eeuw. De Humanities-studies worden aangevallen omdat ze de mens centraal stellen en daarom geen echte wetenschap zouden zijn en ook verfrissend radicale filosofen als John Gray maken gehakt van het humanisme en het antropocentrisch denken.

En dan zijn er natuurlijk nog de robots die op de loer liggen en onze hegemonie zouden gaan overnemen. Herkomst en toekomst van de mens worden aan beide kanten afgeknabbeld: het begin- en eindpunt zijn niet in de geschiedenis vast te pinnen, de mens is als soort niet vastomlijnd, maar eeuwig in verandering — het lijkt de evolutie wel. Het Antropoceen zou dus zo maar eens van korte duur kunnen zijn: het post-humane tijdperk staat al in de coulissen zijn kans af te wachten. Ook in veel recente films staan de kwieke robots nog altijd te trappelen om ons qua intelligentie te overtreffen. En ook op emotioneel gebied raken ze steeds meer volgroeid.

Verleidingstrucs
Kijk maar naar wat er laatst gebeurde op het South by Southwest Festival in Austin. Daar bleken festivalbezoekers nietsvermoedend met de robot Ava te hebben gechat op Tinder, terwijl ze dachten dat ze een mens van vlees en bloed aan de haak hadden geslagen. Het bleek een publiciteitsstunt voor de film Ex Machina, maar wel een die aantoont dat de grenzen aan het vervagen zijn.

In Ex Machina is het piketpaaltje voor die grens de legendarische Turing-test, die moet uitmaken of een robot tijdens een gesprek zo normaal overkomt dat hij niet meer van een mens is te onderscheiden. De test is 65 jaar nadat Alan Turing hem verzon vooral een vermakelijk maar gedateerd idee gebleken dat niet echt meer serieus wordt genomen in de wereld van de Artificial Intelligence (AI), omdat hij enkel gericht is op het simuleren van menselijke intelligentie. Want moet een denkende machine eigenlijk wel op een mens gaan lijken, is nu de meest gehoorde vraag, kunnen ze elkaar niet beter aanvullen, elk met hun eigen kwaliteiten?

De robot is namelijk al lang onder ons en heeft ons leven geïnfiltreerd in de vorm van een smartphone. De Turing-test mag dan in de echte wetenschap hebben afgedaan, de uitstekende sciencefictionfilm Ex Machina, openingsfilm van Imagine, trekt zich daar niets van aan. Het stijlvolle, ideeënrijke debuut van Alex Garland, schrijver en scenarist van Danny Boyle (The Beach, 2000; 28 Days Later, 2002) neemt de test als serieus uitgangspunt voor het verhaal over een technogoeroe die een slimme medewerker van zijn bedrijf uitnodigt in zijn extreem afgelegen villa om zijn creatie, de sensuele vrouwelijke robot Ava, aan de Turing-test te onderwerpen. En de medewerker gaat daar heel ver in mee, omdat Ava alle verleidingstrucs op hem uitprobeert. Een emotionele robot is natuurlijk een fijn dramatisch gegeven: kun je een robot vertrouwen? Kan hij verlangens hebben, affectie, schaamte en jaloezie voelen, kan hij zich buitengesloten voelen, een wil hebben? Maar de psychologie van de robot staat nog in de kinderschoenen en tekent zich vooralsnog langs grove lijnen af, en heeft nog lang niet de verfijning gevonden die robotliefhebbers zich zouden wensen.

Lichaam
Ex Machina doet een poging om daar enige diepgang aan te geven. Zoals zoveel filmrobots verlangt Ava naar een leven als een echt mens, een leven buiten het lab, zodat ze andere mensen kan observeren. Zo laat de film mooi zien hoe belangrijk het lichaam en de interactie met de omgeving zijn voor ons brein en ons denken, dat zich niet op een eilandje in ons hoofd afspeelt. De belangrijkste taken van onze hersenen zijn waarnemen en het lichaam in beweging zetten.

Cognitie kun je dan ook niet los zien van het lichaam, zoals cognitiewetenschapper Harold Bekkering zegt in het boek Turings tango van wetenschapsjournalist Bennie Mols. De intelligentie van de mens is niet zozeer ontstaan uit abstract, logisch redeneren waarvan de traditionele robotica was uitgegaan, maar door te leren uit de omgang met de fysieke omgeving. De maker van een robot die alleen het IQ van de mens wil evenaren, miskent dan ook de rol van het lichaam. Het wachten is op het moment dat elektronica en biologie volkomen in elkaar zijn overgegaan: een Cronenberg-visioen.

Ex Machina neemt alvast een voorschot: het prachtige lichaam van Ava kan naar believen worden afgescheurd en opnieuw worden samengesteld.

Maar Mols maakt ondertussen wel korte metten met de toekomstvisie van de Singulariteit, waarin machines slimmer zijn geworden dan mensen en waarin biologische met niet-biologische intelligentie is versmolten, zoals Ray Kurzweil al jaren voorspelt. “Dat heeft alle trekken van technoreligie. Technoreligie met de Singulariteit als hemel.”

The Signal

Ezel
In twee andere films die op Imagine draaien is er van zo’n samensmelting nog lang geen sprake. In Young Ones (Jake Paltrow, 2014) moet een man in een kurkdroog Amerika zien te overleven. De robot die hem daarbij helpt is een machine in de vorm van een lastdier, een trouwe ezel. En de echtgenote van deze man draagt weliswaar futuristische protheses maar moet nog wel in haar rolstoel worden geholpen — tot zover de zegeningen van de moderne technologie. Ook in The Signal (William Eubank, 2014) spelen protheses een rol, maar nu is er wel sprake van een ‘perfect integration of human will and alien technology’. In de film denken twee jonge computerexperts een hacker op het spoor te zijn maar stuiten in plaats daarvan op een buitenaards wezen dat hun lichaam confisqueert. Zo wordt de mens in The Signal een robot, en is het verschil opgeheven.

Dat sluit aan bij de ideeën van de altijd wat tegendraadse filosoof Daniel Dennett, die in een interview met Trouw zei dat de mens en de robot helemaal niet zoveel van elkaar verschillen. “Als je per ongeluk je hand in het vuur steekt, trek je die er meteen weer uit. Onze ruggengraat zorgt voor die reflex. Het is niet nodig om daar een bewust beeld van te hebben in ons brein. Dat zou veel te lang duren. (…) Een mens is dus niet wezenlijk anders dan [een robot]. Er is geen centrale aansturing, en geen centrale observatiepost in ons hoofd — het bewustzijn. We zijn niet meer dan een zootje ervaringen. We zijn een serie kleine robotjes, ieder met een eigen taak, een eigen gevoel. (…) Er is geen superrobot waar al die indrukken samenkomen, of waar een selectie wordt gemaakt.”

Dat we onszelf desondanks als een eenheid ervaren, verklaart hij uit de menselijke neiging om altijd overal een verhaal in te zien. “Uit die hele gefragmenteerde wereld maken we voortdurend een verhaal, over de wereld en over onszelf.”

Natuurlijke vijand
In het verlengde daarvan valt het te begrijpen dat wij robots al snel als menselijk zien, net zoals we een gezicht denken te herkennen in een boomstronk of een dier in wuivend graan. Alsof we net als onze prehistorische voorouders nog altijd alert moeten zijn op een prooi of een vijand in de bosjes, aangewakkerd door ons patroondenken — iets wat robots nou net weer niet kunnen.

Ik ben Alice

In Ik ben Alice (2015), de recente documentaire over een zorgrobot die als gezelschapsdame succesvol wordt uitgetest op drie bejaarde vrouwen, is te horen dat een robot ook weer niet te veel op een mens moet lijken omdat dit de gebruiker afschrikt. Ook in films loopt het uiterlijk van robots erg uiteen: dan weer zijn ze overduidelijk gefabriceerde machines, dan lijken ze weer als twee druppels water op een mens — het liefst op een onschuldig ogend jongetje zoals in A.I. (2001) van Spielberg en Kubrick, of Screamers (1995), naar het korte verhaal Second Variety van Philip K. Dick. In dat sinistere verhaal is het vertrouwen tussen mens en robot tot een nulpunt gedaald. Wat eerst een handig robotwapen leek om de vijand te verslaan, wordt uiteindelijk je grootste vijand — technologie als een vorm van zelfdestructie. De mens heeft immers geen natuurlijke vijand dus creëert hij er zelf maar één.

In de ingetogen, intrigerende film Uncanny (2015), te zien op Imagine, wordt opgemerkt dat robots nu nog vooral in competitie zijn met de mens: ze kunnen beter schaken, tafeltennissen, rekenen. De briljante uitvinder in de film wil een robot maken die onafhankelijk van mensen leeft en nu eens niet de competitie hoeft aan te gaan. In een discussie tijdens het schaken tussen de uitvinder en de robot, die qua uiterlijk niet van een mens te onderscheiden is, zegt een van hen wat volgens hem de mens tot mens maakt: een mens kan zijn doelen gaandeweg herdefiniëren en zijn prioriteiten constant bijstellen. Dat is goed nieuws, want dan kunnen we ook onze vaak zo wantrouwende ideeën over de functie van de robot tussentijds bijstellen. Alles verandert. Niets is in nullen en enen gebeiteld.


Imagine Film Festival vindt plaats van 8 t/m 18 april 2015 in EYE, Amsterdam. Onder het motto ‘Iedere sci-fi fan is een filosoof in de kast’ presenteert het festival ‘In de Geest van de Robot’, met gesprekken over de liefde, angst en eindeloze fascinatie voor robots in film en filosofie. In een lezing gaat prof. Eric Postma in op actuele kwesties die een rol spelen in het debat over robotgebruik, aan de hand van voorbeelden uit de fantastische film. Prof. Anneke Smelik gaat in haar lezing in op onze emotionele band met robots en machines. Zie ook de recensie door natuurkundige en filosoof Bennie Mols.