Boeken: Once Upon a Time in Hollywood

Backstories, bruiningsboter en tanende mannelijkheid

Once upon a Time… in Hollywood

Wijze pulplectuur, filmanekdotes en gefictiona­liseerde griezelig­heden komen op Tarantineske wijze samen in de paperbackversie van Once Upon a Time in Hollywood. Quentin Tarantino schreef een eclectische en fijne aanvulling op de speelfilm waar de titel naar verwijst.

Het is vast geen toeval dat de paperbackversie van Quentin Tarantino’s roman Once Upon a Time in Hollywood eruitziet als een pulpboek: een van zijn bekendste films is immers Pulp Fiction (1994). De keuze voor deze vorm – klein, compact en goedkoop – is geruststellend; een reminder dat Tarantino, de man die ooit met Reservoir Dogs (1992) de Amerikaanse indiefilm-wereld op zijn kop zette, het literaire wiel hier niet opnieuw gaat uitvinden. Het boek is vooral een fijne aanvulling op de in 2019 verschenen tragikomedie Once Upon a Time… in Hollywood.

Allegaartje
Once Upon a Time in Hollywood is op het eerste gezicht het type boek dat Rick Dalton (de westernster van weleer, die in de film wordt gespeeld door Leonardo DiCaprio) zou lezen – in de film en in het boek wordt Dalton opgevoerd als een lezer van pulpboeken. Althans, de passage waarin Tarantino een voorstel doet voor een westernreeks zou Dalton vast interesseren. Want Once Upon a Time in Hollywood is daarnaast vooral een allegaartje van dialoogscènes, stukjes filmgeschiedenis en sappige maar ook vaak verzonnen anekdotes. Eerder speels addendum dan roman – wat de boekomslag vermeldt. Dus boordevol backstory en vol onbetamelijke taferelen die Tarantino waarschijnlijk nooit zal verfilmen.

Het verhaal in het boek loopt min of meer parallel aan de film. Dalton heeft zijn grootste successen al achter zich liggen en wordt door de filmstudio niet meer als hoofdpersoon maar als heavy (bad guy) ingehuurd. Hij mag dus steevast op de set van televisieseries komen opdraven in het zwarte tenue waarin zijn personage vroeg of laat door de in het wit uitgedoste leading man zal worden verslagen. Dalton wordt dagelijks vergezeld door zijn stuntdubbel Cliff Booth (In de film gespeeld door Brad Pitt) die bijklust als Daltons chauffeur. Voor hem is het werk ook niet meer wat het ooit was – maar dat ligt ook vooral aan zijn temperament.

Voetfetisj
En dan is er Sharon Tate (Margot Robbie speelde haar in de film) die Tarantino introduceert in een romantische en vast geil bedoelde scène waarin hij omschrijft hoe ze op een dag met haar lange blonde haar en zwoele voorkomen op een snelweg in Texas met blote voeten – Tarantino’s voetfetisj passeert af en toe de revue – in de auto van een vreemdeling stapt. Op naar het beloofde land; op naar Los Angeles. De Engelenstad waar de actrice, die in het huwelijk zou treden met filmmaker Roman Polanski, op een nacht in 1969 zou worden vermoord door acolieten van Charles Manson.

Die episode komt niet aan de orde in Once Upon a Time in Hollywood. Net als in de film zet Tarantino namelijk de geschiedenis naar zijn hand. Tate’s rol in het hele verhaal wordt ten opzichte van de film nog meer naar de achterbank verplaatst. Rick en Cliff zitten achter het stuur en op de passagiersstoel. Bij Cliff neemt Tarantino zelfs de moeite tussen neus en lippen door uit te weiden over wat in de ogen van de stuntman de vijf beste films zijn van Akira Kurosawa. Seven Samurai (1954) en Ikiru (1952) staan op een gedeelde eerste plek. Ook het drankmisbruik van Dalton – acht whisky sours per avond – omschrijft Tarantino in geuren en kleuren. Dat is trouwens een mooie brug naar verhalen over andere alcoholici.

Tanende mannelijkheid
Zo brengt Tarantino acteur Lee Marvin tot leven en krijgen ook Aldo Ray en Steve McQueen postuum een rol in het boek. Het zijn échte mannen, lijkt de filmmaker de lezer in te willen fluisteren. Die vochten in de Tweede Wereldoorlog en dronken daarna hun sores weg. Je zag ze dikwijls in het zwart óf in het wit. Toen alles ook nog zwart óf wit was. Toen acteurs nog gel in hun haren smeerden om er cool en imposant uit te zien. Voordat de nieuwe generatie acteurs hiermee stopte en ging voor een meer naturelle look en er definitief een einde kwam aan de jaren zestig.

Once Upon a Time in Hollywood is net als de film in dat opzicht heerlijk nostalgisch. Maar het boek gaat misschien wel meer dan de film ook over tanende mannelijkheid, of over de verandering van het manbeeld. Tarantino gaat daar bewust tegenin. Bijvoorbeeld door te vertellen hoe een beschonken Cliff zijn vrouw na een akkefietje met een haaiengeweer in tweeën rijt. Waarop de twee, terwijl zij langzaam sterft, nog liefdesverklaringen uitwisselen.

In de film wordt alleen losjes naar dit macabere moment verwezen. Hier lijkt Tarantino expliciet te beweren: kijk, dat kan vandaag de dag echt niet meer, en dat is jammer, dus dan maar in het boek. De filmmaker heeft dit soort potsierlijke, misogyne provocaties echter niet nodig. Zijn enthousiasme – over George Cukor, bruiningsboter, Zweedse sexploitatie en George ‘Hannibal’ Peppard – springt van de pagina’s, in korte maar krachtige zinnen. Zoals de revolverheld die Tarantino stiekem zelf zou willen zijn ze zou formuleren. Je zou bijna vergeten dat de eerste scenario’s van Tarantino, naar verluidt, vol spelfouten zaten.


Once Upon a Time in Hollywood, Quentin Tarantino | 2021, HarperCollins, New York | 400 pagina’s | € 7,59