Once Upon a Time… in Hollywood

Tarantino’s licht ontvlambare celluloid

Quentin Tarantino is als een verliefde puber die maar liefdesbrieven blijft sturen aan het obscure object van zijn verlangen en dat is alleen maar mooi. Dat object van verlangen was tot nu toe film. In dit glorieuze vehikel voor Hollywood-nostalgie komt daar televisie bij.

Qua tempo doet deze uitstekende zwarte komedie (die eigenlijk een tragedie is) eerder denken aan Jackie Brown dan aan de Inglourious Reservoir Pulp Basterds uit de stal van Tarantino. Maar verder giert de film vol gas in meta-modus door Los Angeles, iets wat Jackie Brown (2007) juist weer minder deed. Leonardo DiCaprio speelt Rick Dalton, een acteur op z’n retour die naar eigen zeggen alleen nog gecast wordt als de klootzak in B-series. Omdat hij zijn rijbewijs kwijt is, wordt Dalton rondgereden door z’n vaste stuntman Cliff Booth, gespeeld door Brad Pitt in standje 11 ultracool, inclusief de glorieuze terugkeer van z’n sixpack uit Fight Club (1999).

Terwijl de film afstevent op de Manson-moorden op 8 augustus 1969, komt Cliff met een toeval dat je normaal alleen in films ziet op straat een jonge, liftende vrouw tegen. Zo belandt hij op de afgelegen ranch waar de Manson-sekte is ingetrokken. Minstens even toevallig is dat Cliff de oude eigenaar van de ranch kent, dus of hij even rond kan kijken om hoi te zeggen. Tarantino buit de situatie heerlijk uit en voert de spanning op, zodat het lijkt of je in een western terecht bent gekomen waar elk moment een vuurgevecht kan losbreken.

Zo grossiert Once Upon a Time… in Hollywood in stijlen. Nu eens duikt Dalton met hangsnor op in een spaghettiwestern, dan weer als de gelikte klootzak in een politieserie, en vervolgens raakt Cliff in gevecht met Bruce Lee, die als Kato op het studioterrein rondloopt voor de opnamen van The Green Hornet.

Fetisj
Toch is het hart van deze film melancholischer dan op het eerste gezicht lijkt. Neem die sixpack van Pitt. Het is geen toeval dat die zo nadrukkelijk in beeld komt. Die sixpack is Hollywood, lijkt Tarantino te willen zeggen. Dat is de droom die men er fabriceert. Daarom ook komen al die voeten van actrices zo nadrukkelijk in beeld, een bekende fetisj van Tarantino: ze zijn deel van de fantasie.

Dus wat doet Tarantino vervolgens met een van de grootste nachtmerries die Hollywood ooit had meegemaakt, de gruwelijke moorden die de Manson-sekte pleegde op enkele beroemdheden? Hij maakt er een droom van. Een wensdroom van het collectieve onderbewuste van Hollywood, zoals hij in Inglourious Basterds een bioscoop vol nazi’s dankzij licht ontvlambaar celluloid tot de grond toe liet afbranden. Nu gebruikt hij licht ontvlambaar celluloid… in Hollywood.

Waar schuilt dan de melancholie, waarom is het stiekem een tragedie en niet alleen een glorieus vehikel voor Hollywood-nostalgie? Omdat Hollywood nog zoveel kan fantaseren, de feiten blijven de feiten, de doden de doden. Fantaseren dat het verhaal anders is gelopen, is zowel de kracht als de onmacht van Hollywood. Maar wat moet Tarantino anders?