The Studio
Hollywood-satire wordt juist voorbij de satire écht goed

The Studio
Slimmer dan op het eerste gezicht lijkt, Seth Rogens tiendelige serie over de archaïsche avonturen en ‘studio executives’ in een fictieve Hollywood-studio. Tom Wolfe zou zeggen: een vreugdevuur van ijdelheden.
Misschien is het beroepsdeformatie. Of misschien zitten we gevangen in een kosmische lus van eindeloze herhalingen. Maar bijna alles wat in Seth Rogens tiendelige satire The Studio wordt gezegd over de wandelende zwarte gaten die de ‘studio execs’ van Hollywood zijn, hebben we al gezien.
Dan nog is het een bovengemiddeld vermakelijke serie. Wat dat zegt over de indrukwekkende hoeveelheid middelmatige series die wordt aangeboden, is hier geen onderwerp van gesprek.
De films en series waarin we de leegte die Rogen toont eerder zagen, gingen niet altijd over media, maar de boodschap was in essentie dezelfde. Wag the Dog (1997) en Veep (2012-2019) gingen over een politieke cultuur waarin inhoud het altijd aflegt tegen mediaoptredens, een virus dat zich sindsdien alleen maar verder heeft verspreid, gevoed door de gedachte dat het publiek zo extreem verveeld is dat het alleen nog vermaakt wil worden. Nog beter was de Engelse serie The Thick of It (2005-2012) en filmvervolg In the Loop (2009) van onder meer Armando Iannucci, waarin de spindoctor van een minister zowat het hele land bestuurt.
Robert Altmans The Player nagelde in 1995 al het studiosysteem waarin winst boven inhoud gaat aan de kerkdeuren. BoJack Horseman (2014-2020), waarschijnlijk een van de beste animatieseries ooit gemaakt, legde vanuit het perspectief van een uitgerangeerde sitcomacteur hetzelfde Hollywood op de snijtafel. Alleen was twintig jaar na Altmans versie de halfwaardetijd van alles en iedereen in Hollywood exponentieel korter dankzij sociale media en een altijd ongeduldig publiek. Wat leidde tot een nieuw soort hysterie, in een toch al hysterisch ecosysteem. De permanente paniek van Matt Remick, Seth Rogens personage in The Studio, is daar een reflectie van.
Natuurlijk: je kunt dat verhaal aan elke nieuwe generatie opnieuw vertellen. Maar het stemt cynisch dat blijkbaar geen enkele studiomanager (of politicus) na het zien van zo’n serie of film kritisch in de spiegel kijkt. Zelfs als men er satires over maakt. De psychologie daarachter is ongetwijfeld te complex om even snel samen te vatten, maar het zou lonen om dit uit te pluizen.
Goed. The Studio dus. De grote meerwaarde van deze serie van tien afleveringen zit niet in dat signaleren van de leegte in de ziel van studio execs, maar in de stijl. Net verborgen onder het oppervlak van het eindeloze gestuntel en het vreugdevuur van ijdelheden, gebruikt de serie in elke aflevering verschillende technieken en visuele stijlen. In aflevering twee, ‘The Oner’, wordt op een filmset de grootste moeite gedaan om het gouden licht van de ondergaande zon in één shot te vangen voor een eindscène van een film, wat wordt gevat in een aflevering die zelf ook in één shot is gedraaid. In aflevering vier, ‘The Missing Reel’, raakt een filmrol zoek en gaan de execs op jacht naar het verdwenen materiaal in de stijl van een neonoir.
Buiten zulke uitstapjes doet de serie als geheel op een hele lichtvoetige manier denken aan de films van makers als John Cassavetes, Martin Scorsese en Paul Schrader uit de jaren zeventig: het tempo ligt hoog en personages zijn voortdurend in beweging. De actie vindt niet achter bureaus plaats maar op parkeerplaatsen, op straat, in wachtruimtes en soms op filmsets. Dat één aflevering in essentie helemaal draait om de strijd voor de beste parkeerplek naast de ingang van het kantoor, is tekenend: het gaat om de tussenruimtes, de non-plekken in de schaduw van de grote landhuizen en studio’s waar het klassieke Hollywood filmde.
In weer een andere aflevering zie je elementen van de screwball-komedie terug. En in weer een andere aflevering wordt het belang van Hollywood-entertainment afgezet tegen de waarde van kankeronderzoek en blijken de execs niet in staat in te zien dat het een belangrijker is dan het ander. Nergens lijkt iemand iets van een morele overtuiging te hebben, buiten het vooruithelpen van de eigen carrière.
Ondanks alle grappen voel je bij zulke confrontaties dat de studio’s met hun grote budgetten, almachtige maar slechts half-competente execs en sterrencasting met groteske beloningen, relikwieën aan het worden zijn. Het zijn de bewegingloze pilaren die de Amerikaanse filmindustrie nog met moeite overeind kunnen houden. Sinds de jaren vijftig, toen de Amerikaanse overheid studio’s voor de rechter sleepte om hun monopolie op filmvertoningen te breken, is hun invloed gestaag kleiner geworden. Ze krabbelden weer wat op door zich het elan van New Hollywood toe te eigenen, dat juist de antiglamour van het leven op straat wilde laten zien in films als Mean Streets (1973) en Taxi Driver (1976) – die vervolgens natuurlijk weer een nieuw soort glamour verwierven. Toen kwamen de blockbusters van de jaren tachtig en negentig, met uitlopers zoals de Pirates of the Caribbean-films en de superhelden-boom in de jaren na de eeuwwisseling. Maar wat onderscheidt de studio’s nu nog van andere ‘contentgeneratoren’ die – buiten een paar hoogtepunten als Barbie – vooral eindeloze middelmatigheid voor streamingdiensten leveren? Wat kunnen zij nog wat anderen niet kunnen?
Studio’s zijn ooit ontstaan als plekken om films te maken: enorme lappen grond in Los Angeles waar fysieke sets werden gebouwd. Waar je cinema kon aanraken. Tegenwoordig leunen de grote films uit Hollywood sterk op green screens. Het tastbare element is verdwenen en daarmee het belang van de studio’s als fysieke plekken. Een studio is tegenwoordig meer een verzameling managers dan een plek.
Bovendien zagen die studio’s ook via andere ontwikkelingen aan hun eigen stoelpoten, door bijvoorbeeld jubelende influencers ruimte te geven boven serieuze filmkritiek – ook dat wordt in The Studio aangestipt, in een aflevering over de uitreiking van de Golden Globes. Want influencers doen niet aan serieuze kritiek, daar bestaat alleen het moment zelf en de beleving van die ene screening. Zo hollen de studio’s achter momenten aan, achter de hyperkortstondige beleving van alles. Waarna er snel nieuwe food for the machine moet worden gevonden.
Onderweg is iets belangrijks verloren gegaan. Dat is de melancholie die voelbaar is in The Studio als je voorbij alle komedie kijkt. Dat is wat de serie z’n rijkdom en gelaagdheid geeft.
The Studio is vanaf 26 maart 2025 te zien op Apple TV+.