THE PLAYER
Heel Hollywood genadeloos te kijk gezet
Voor wie even genoeg heeft van het middelmatige maakwerk uit Hollywood is er nu The player. Geregisseerd door Robert Altman, in de jaren tachtig wegens gebrek aan succes verbannen naar Europese co-produkties en televisie, is The player een satirische kijk op het Hollywoodse filmbedrijf van binnenuit geworden. Altman gaat zover dat The player bijna een persiflage op zichzelf wordt. Dat neemt niet weg dat tout Hollywood met graagte zijn medewerking verleende om in zogenaamde cameorolletjes het evenement en argument kracht bij te zetten met hun aanwezigheid in de achtergrond. Iedereen, van in alfabetische volgorde Harry Belafonte tot Bruce Willis, is als zichzelf te zien en degene die door Altman is overgeslagen zal hem nog jarenlang achtervolgen met de vraag waarom hij of zij niet mee mocht doen.
Hoofdpersoon is een kruiperig, glad studioslaafje met de naam Griffin Mill, meesterlijk gespeeld door Tim Robbins, die dagelijks beslissingen moet nemen over het wel of niet in produktie nemen van scripts. Omdat hij zo vaak nee moet verkopen is hij bij weinig mensen geliefd en door schrijvers wordt hij ronduit gehaat. Zo gehaat dat hij dreigbriefkaarten ontvangt van een afgewezen scenarioschrijver die hem belooft te vermoorden, vanwege zijn grote onkunde wat betreft het herkennen van talent en bewezen kunde van produceren van inferieure films. Mill probeert de anonieme afzender te achterhalen en komt zo op het spoor van ene David Kahane (Vincent D’Onofrio), die hij een paar maanden daarvoor met een kluitje in het riet had gestuurd. Per ongeluk en zeer klungelig doodt Mill Kahane in een ondiepe plas water op een verlaten parkeerplaats.
Pleintje
Het is soms verhelderend om de ene film te vergelijken met een soortgelijke film uit het verleden en de overeenkomsten en verschillen op te tekenen. Als The player vergeleken moet worden met een andere film dan moet dat Sunset Boulevard zijn, de Billy Wilder film uit 1950 die de stand van zaken in de toenmalige filmindustrie optekende. Omdat het openingsshot van een film altijd het belangrijkste shot van een film is beperk ik me hier tot de beide openingen. Billy Wilder verving zijn openingsshot van Sunset Boulevard na dat uitgetest te hebben op een sneak preview publiek. Het publiek lachte om de oorspronkelijke opening en dacht met een komedie van doen te hebben. Nu opent Sunset Boulevard op de straat met die naam en rijden we met de politie mee naar het zwembad van de zwijgende filmster Norma Desmond waarin het lijk drijft van de schrijver Joe Gillis, de dode man die ons zijn verhaal vertelt.
The player opent op het pleintje van de studio waar Griffin Mill zijn kantoor heeft en de camera van Robert Altman gaat in een beweging van het ene aardige tafereeltje naar het andere. Van het kantoor van Mill waar een schrijver zich in bochten wringt om zijn idee te verkopen gaat de camera naar het kantoor van de studiochef Joel Levinson (Brion James) en weer terug. Op het pleintje zijn we in gezelschap van chef beveiliging Walter Stuckel (Fred Ward), die iedere toevallig langs komende bezoeker lastig valt met een beschrijving van die onmogelijk lange shots die ze vroeger in Hollywood maakten, zoals het openingsshot van Orson Welles’ Touch of evil. En Antonioni’s shot uit Professione: reporter dan?, vraagt de hard nadenkende bezoeker. Nee, Europese kunstfilms tellen niet mee, zucht Stuckel die de moderne, snelle Amerikaanse montagestijl aanvalt. Ondertussen weigert Altman nog steeds zijn eerste schnitt te maken en zo zet hij de toon voor een zelfvoldane, komische film. De scène is natuurlijk virtuoos geregisseerd. Niet alleen maakt Altman duidelijk dat er gelachen mag worden, hij introduceert alle belangrijke spelers in het eerste shot.
Slijmerig
Het belangrijkste verschil tussen beide films zit in de keuze van de hoofdpersonen. In Sunset Boulevard gaan we de schrijver haten omdat hij zich verlaagt tot de positie van onderhouden man en net op het moment dat hij zichzelf weer vindt wordt hij met de dood gestraft voor zijn eerdere zondeval. In The player dwingt Altman ons te identificeren met de vijand en de letterlijke moordenaar van de schrijver, die steeds meer sympathieke trekjes krijgt. We zien de studioproducent in het begin van alle kanten belaagd. De poten onder zijn stoel worden weggezaagd door het nog jongere, ambitieuzere, slijmerigere studiopotentaatje Larry Levy (Peter Gallagher). Mill kan geen restaurant binnenlopen of hij moet de hielen likken of een bruine arm halen bij Burt Reynolds, Anjelica Huston en consorten. Na de moord op de onwetende schrijver wordt Mill echter beloond. Hij krijgt zonder het zelf te beseffen greep op zijn leven en zijn carrière. De speurende rechercheur Susan Avery (gespeeld door Whoopi Goldberg die enige onvergetelijke momenten met een tampon heeft) wordt door hem om de tuin geleid, een script wat hij tot een kassucces kan maken wordt hem in de schoot geworpen en hij wordt bovendien menselijk gemaakt. Hij wordt namelijk verliefd op de door hem weduwe gemaakte June Gudmundsdottir (Greta Scacchi).
Altman heeft in interviews verklaard dat The player geen aanval is op het Hollywoodsysteem, maar een aanval op de mentaliteit van de betalende bioscoopbezoeker. Zolang deze ‘slechte’ films als Rambo, Terminator etc. tot hits maakt kan men alleen maar films verwachten die alles tegelijk willen zijn voor een zo breed mogelijk publiek zonder enige diepgang te bereiken. The player is een thriller/komedie/lovestory met een happy end, waarin iedereen uitmuntend acteert, de techniek tot in de puntjes verzorgd is, maar de betekenis van dit alles zich inderdaad beperkt tot de aanval op de bioscoopbezoeker. Vandaar dat tout Hollywood wilde meedoen. Michael Tolkin die zijn eigen roman tot een zeer goed in elkaar zittend script bewerkte, moet bijvoorbeeld nog eens uitleggen wat al die opvallende namen van zijn personages te beduiden hebben. In dat opzicht is The player net als Sunset Boulevard een uitstekende reflectie van de tijd en het levende ideeëngoed waarin de films gemaakt werden.
Piet van de Merwe