Naked en The Snapper

Britse filmmakers als tegellichters van de samenleving

Naked

Filmjournalisten signaleren graag trends, want dat houdt de wereld overzichtelijk. Zo werd vorig jaar een aantal expliciete geweldsfilms bij elkaar geharkt en gebombardeerd tot de Nouvelle Violence. Dit jaar zullen we nog veel te lezen krijgen over het Britse sociaal realisme.

De aanleiding? Raining Stones (1993) van Ken Loach, The Snapper (1993) van Stephen Frears en Naked van Mike Leigh. Drie regisseurs die hun wortels hebben in de jaren zestig. Is er meer dat hen verbindt?

Wie met Nederlandse filmogen naar de Engelse cultuur kijkt, moet wel jaloers worden. Zelden treffen we een Nederlandse film aan waarin enig straatrumoer doorklinkt. Wie wil weten hoe de Nederlandse samenleving reilt en zeilt, heeft in de bioscoop weinig te zoeken. Racisme, werkloosheid, politieke verwikkelingen: de kranten staan er bol van, televisie en radio tetteren de oren van je hoofd, maar aan de sociaal en politiek autistische Nederlandse film gaat alle kabaal voorbij.

Dat ligt niet alleen aan de filmmakers, want zij maken onderdeel uit van een speelfilmtraditie waarin de verfilming van vaderlandse literatuur als het hoogste goed wordt gezien. Een film is pas werkelijk film als er een literair gewicht aan hangt. Iedereen – producenten, filmmakers, critici en publiek – schijnt zich daar prettig bij te voelen. Een briefwisseling tussen aristocraten uit de achttiende eeuw valt daarom in een vruchtbaarder filmbedding dan een discussie over asielzoekers. De schaarse films die wel de straat op gaan, kunnen rekenen op veel filmkritisch dédain, want sociaal realisme is bij veel recensenten het zwaarste scheldwoord.

Engeland is veelkleuriger. Natuurlijk kent ook dit land een traditie van literatuurverfilmingen en keurige drama’s (met als uitgesproken voorbeeld het werk van James Ivory), maar daarnaast is er een onderstroom van films die het sociale en politieke conflict opzoeken. Ongetwijfeld heeft dat te maken met de structuur van de Engelse samenleving, waarin perioden van maatschappelijke consensus tussen de sociale bovenlaag en de arbeidersbeweging een historische zeldzaamheid zijn. Met als gevolg dat zich naast de burgerlijke cultuur een linkse parallelle cultuur ontwikkelde, een omstandigheid die de culturele en intellectuele dynamiek zeer ten goede kwam. De in het Nederlandse culturele leven zo kenmerkende scheiding tussen kunst en politiek is in Engeland dan ook afwezig. Als vanzelfsprekend bemoeien kunstenaars en intellectuelen zich met politiek.

Cultuurschok
De vijftigers Ken Loach, Stephen Frears en Mike Leigh zijn gedrenkt in deze cultuur en in hun werk mijden zij de politiek dan ook niet. Meer in het bijzonder zijn zij gevormd door de cultuur van de jaren zestig, de periode waarin zij alle drie deel uitmaakten van de linkse televisie- en filmbeweging, die, zoals toen in elk westers land, de strijd aanbond met de verkalkte filmindustrie.

Ken Loach maakte zich halverwege de jaren zestig legendarisch door samen met producent Tony Garnett bij de BBC een revolutie te ontketenen in televisiedrama. Niet langer kreeg de kijker keurige televisiespelen in Oxford-tongval die zich afspeelden in fraaie landhuizen voorgezet, voortaan werd hij geconfronteerd met heftige, dramatische verwikkelingen in arbeidersmilieus.

Voor velen betekende dat een cultuurschok, omdat zij voor het eerst een wereld zagen die hen volledig vreemd was. Een effect dat werd versterkt omdat televisiekijkers nog niet blasé waren, zodat televisie een geweldige invloed kon uitoefenen. Loachs docudrama uit 1966 Cathy Come Home, over een alleenstaande moeder die door de Kinderbescherming en de politie van haar kinderen wordt beroofd, veroorzaakte zoveel morele deining dat de film bijdroeg aan een wetsverandering. Een feit dat in de handboeken nog steeds wordt vermeld als een exemplarisch voorbeeld van televisie-invloed.

Politiek staat Loach al decennia links van Labour, een partij die hij evenals de traditionele vakbonden beschuldigt van halfslachtigheid: “Zij zitten gevangen in een een contradictie: ze steunen een systeem dat duidelijk niet werkt.” In het repressieve klimaat van de jaren tachtig raakte hij met zijn politieke stellingname in moeilijkheden. In 1983 zond Channel 4 Loachs documentaire Questions of Leadership niet uit, officieel uit angst voor juridische vervolging, volgens Loach omdat hij de traditionele vakbondsleiders fel attaqueerde. Twee jaar later zorgde Right to Reply, een documentaire over de grote mijnstaking uit 1984, voor een fikse controverse, omdat de film beelden bevatte van politieagenten die wild inhakten op stakers.

De val van het communisme heeft Loachs politieke overtuiging niet aangetast. Of het nu de arbeiders zijn in Riff-Raff (1991) die in gevaarlijke omstandigheden in de bouw werken of de werkloze Bob Williams in Raining Stones, de oorzaak ligt in het kapitalistische systeem dat amorele lieden in staat stelt anderen uit te buiten.

The Snapper

Amusant avontuur
Stephen Frears is minder uit politiek hout gesneden. In Nederland hadden we tot hij in 1985 ‘scoorde’ met My Beautiful Laundrette nog nauwelijks van hem gehoord. Toch had hij toen in Engeland al een lange carrière achter de rug. Hij begon niet, zoals Loach, bij de televisie, maar in de Free Cinema Movement, waarin Lindsay Anderson en Karel Reisz twee belangrijke steunpilaren waren. Wat Loach bij de televisie probeerde, streefde deze beweging na in de filmindustrie: een dramatisering van het dagelijks leven van alledaagse mensen. “Implicit in our attitude is a belief in freedom, in the importance of people and the significance of the everyday”, heette het in het oprichtingsmanifest.

Frears begon in 1966 als assistent-regisseur bij Reisz en Anderson. Begin jaren zeventig debuteerde hij als zelfstandig filmmaker, met matig succes. Geboren met een pragmatische inslag maakte hij de overstap naar de televisie. Met zijn praktische instelling bleek Frears een productieve en efficiënte regisseur (zestien televisiespelen in de jaren zeventig), waarna hij halverwege de jaren tachtig internationaal doorbrak met My Beautiful Laundrette, een film die uitstekend de sterke kant van Frears laat zien. Als geen ander weet hij komische, dramatische en politieke aspecten met elkaar te mengen.

Veel meer dan Loach verpakt Frears zijn visie in vrolijk filmvertier. Een vorm die hij onder ander ontwikkelde uit rebellie tegen Loach, BBC’s golden wonderboy in de jaren zestig, en het onvermijdelijke voorbeeld voor iedere linkse filmmaker. Frears: “There was this genius Ken Loach making these films, and you started to know what faces looked like and what the language was… There wasn’t anything new you could learn because Ken was showing it so much better than anyone else.

Hoewel beiden ongeveer even oud waren, was Loach de strenge politieke vader en Frears de zoon die liever het amusante avontuur zocht. Men kan zich Loach niet voorstellen in Hollywood (“That whole style of filmmaking is anathema to me. Very rarely is anything discreet about the Hollywood style”), terwijl Frears na Sammy and Rosie Get Laid in 1987 met veel plezier de Amerikaanse filmindustrie binnenwandelde. Dat hij daarbij inleverde op authenticiteit zal niemand zijn ontgaan die zijn drie Amerikaanse films (Dangerous Liaisons, 1988; The Grifters, 1990; Accidental Hero, 1992) heeft gezien.

Met The Snapper keert Frears terug naar Engeland en Ierland en eens temeer blijkt dat hij hier op zijn best is. The Snapper is gebaseerd op de het tweede deel van Barrytown, een trilogie van de Ierse schrijver Roddy Doyle (Alan Parker verfilmde met The Commitments in 1991 het eerste deel). The Snapper is een film om van te houden, omdat Frears levensechte personages creëert, die met al hun zwakheden het hart op de goede plaats dragen. Waarbij hij niet weinig wordt geholpen door het uitstekende scenario dat Doyle zelf schreef.

De film gaat over een arbeidersgezin in Dublin, dat in rep en roer raakt als de twintigjarige dochter na een dronkemansvrijpartijtje met een pubmaatje van haar vader zwanger blijkt te zijn. Hoe reageren de gezinsleden? Frears maakt er een moderne, vrolijke zedenschets van waarbij de humor en vooral de onderlinge solidariteit nog lang blijven nagloeien. Frears moet maar in Europa blijven.

Nachtmerrie
Vrolijk is niet het woord dat past bij Naked van Mike Leigh, die als filmmaker in hetzelfde jaar als Frears, 1971, debuteerde met Bleak Moments. Daarvoor was hij al actief als theaterregisseur, een activiteit die hij nog steeds beoefent. Ook werkt hij, net als Loach gedwongen door het slechte Engelse filmklimaat, veel voor televisie. Naked is dan ook pas zijn vierde speelfilm in ruim twintig jaar.

Onderscheidt Loach zich door zijn heldere politieke standpunten en Frears door zijn bitterzoete humor, bij Mike Leigh zijn alle vluchtwegen afgesloten. Aan de onderkant van de samenleving ontbreekt het aan elk sociaal perspectief. Leven en overleven vallen samen. Hoewel dit inzicht in al zijn werk is terug te vinden, deelde Leigh niet eerder zulke klappen uit als in Naked.

De film volgt een paar dagen, en vooral nachten, het leven van de 27-jarige Johnny, die uit verzet tegen de reguliere, burgerlijke samenleving ‘bewust werkloos’ is. Het is een uitstekende vondst van Mike Leigh om dit personage zeer welbespraakt te laten zijn: Johnny citeert uit zijn hoofd even gemakkelijk uit de Bijbel als uit de geschriften van Nostradamus. Natuurlijk geeft Johnny met zijn apocalyptische visioenen blijk van een stevige tik van de molen, maar hij heeft ook lucide momenten waarin hij de burger – de kijker – een desastreuze cultuurkritische spiegel voorhoudt. Het meest verontrustende aan Naked is de volstrekte hopeloosheid van Johnny; hij is het stadium van een mogelijke maatschappelijke redding gepasseerd. Hij rekent nergens meer op. Ook niet op hulp van boven: “God doesn’t love you, he despises you.Naked is een nachtmerrie, waarmee Mike Leigh het sociaal realisme ver achter zich laat.

Daarom is het onder één noemer brengen van Loach, Frears en Leigh een tamelijk zinloze bezigheid. Of het moet zijn dat zij alle drie een hekel hebben aan wat Alan Parker naar aanleiding van Ivory’s A Room with a View (1985) ooit “The Laura Ashley School of Filmmaking” noemde: “A kind of pleasing escape for people who buy Country-Life or something. It’s an escape into a world of nostalgia and extreme good taste and refinement where the major problems that we all face are absent.

Loach, Frears en Leigh zijn de tegellichters van de Engelse samenleving. Straatwerkers die we in Nederland missen.