Stephen Frears en Steve Coogan over Philomena
De macht van de leugen
Stephen Frears en Steve Coogan vonden elkaar in Philomena op de grens van cynisme en sentiment. Of zoals Coogan zegt: "Grappig zijn is niet makkelijk, maar oprecht zijn nog veel moeilijker."
Door Kees Driessen
Van Nederlanders wordt vaak gezegd dat we niet accepteren dat iemand boven het maaiveld uitsteekt, maar de Britten kunnen er ook wat van. Stephen Frears (The Queen) en Steve Coogan (24 Hour Party People), respectievelijk regisseur en coscenarist/coproducent/hoofdrolspeler van Philomena, halen tijdens een press junket bij de première in Venetië zowel zichzelf als hogergeplaatsten naar beneden: instituten als de Britse tabloidpers en de Ierse katholieke kerk moeten het ontgelden. Net als in de film, die is gebaseerd op een ware geschiedenis en in zijn toon eveneens luchtige zelfrelativering combineert met een stevige aanklacht.
De katholieke kerk verkocht in de jaren vijftig Philomena’s buitenechtelijke kind in het geniep aan Amerikaanse adoptieouders. De tabloidpers — waarbij Coogans personage Martin Sixsmith, auteur van het oorspronkelijke boek, werkzaam is als journalist — is in eerste instantie alleen geïnteresseerd in het commercieel uitmelken van Philomena’s geëmotioneerde pogingen haar zoon terug te vinden.
Komisch
Bij Steve Coogans zelfrelativering speelt mee dat hij met Philomena zijn nek uitsteekt als dramatisch acteur; sterke hoofdrollen als in 24 Hour Party People, The Trip en zelfs The Look of Love leunden meer op humor (die in Philomena overigens niet afwezig is). "Ik heb jarenlang geprobeerd om ook eens in iets anders gecast te worden", memoreert de acteur, die in Engeland vooral bekend is door zijn komische televisiepersonage Alan Partridge, "maar ook na goede audities kreeg ik te horen: sorry, de regisseur ziet je toch te veel als komiek." En dus schreef Coogan dan maar een rol voor zichzelf.
Aangezien Philomena op het moment dat het interview plaatsvindt nog aan zijn zegetocht moest beginnen, was Coogans nervositeit begrijpelijk: als deze film was mislukt was hij niet alleen als dramatisch acteur, maar ook als dramatisch scenarist door de mand gevallen. De grootste angst had Coogan echter, vertelt hij, toen Judi Dench ja zei tegen de titelrol. "Ik wilde haar per se hebben, maar toen ze ja zei, dacht ik: oh mijn God! Ik speel tegenover Judi Dench! Wat als die casting-agents nou eens gelijk hadden en ik niet goed genoeg ben? Alles in de film draait om het yin en yang van die twee personen: als die niet werkt, heb je niks."
"Oh mijn God" — kun je dat nog een standaarduitdrukking noemen, als Coogan later verwijst naar een ‘Damascaanse bekering’ verraadt hij zijn katholieke achtergrond. "Dat katholicisme van het personage is van mij en niet van Martin [Sixsmith]. Ik ben katholiek opgevoed, hij is van de Church of England. Het cynisme van mijn personage, zijn afkeer van geïnstitutionaliseerde religie, is echt, is van mij. Daarom dacht ik ook dat ik hem kon spelen."
De nonnen komen er niet goed vanaf, hoewel Coogan benadrukt dat hij geen simpele aanval op de katholieke kerk wilde schrijven en er inderdaad, zoals dat gaat, één goede non werkt in het klooster dat in de jaren vijftig jonge vrouwen opvangt voor buitenechtelijke bevallingen en goed geld verdient aan het stiekem verkopen van de hummels aan Amerikaanse adoptieouders. De toon is, door de komische interacties tussen Coogans cynische journalist en Dench’ koppige huisvrouw, niet zo grimmig als in Peter Mullans thematisch verwante The Magdalene Sisters (2002), maar het onderliggende schandaal is even groot.
Afwimpelen
Die aanval op de katholieke kerk trok Frears aan, al relativeert hij, zoals altijd, elke rol die hijzelf heeft gespeeld in de totstandkoming van Philomena. Je doet "wat op je pad komt", regisseren is niet meer dan "een beetje snoeien zodat het verhaal bovenkomt" en over mogelijk zijn beste film merkt hij tussen neus en lippen op dat hij "helemaal geen zin had in The Queen". Bovenal mag hij — een favoriet stokpaardje — niet als intellectueel gezien worden. Over Coogans personage: "Het is altijd bevredigend om te zien hoe dom intellectuelen zijn. Erg bevredigend." In plaats daarvan positioneert Frears zich traditiegetrouw aan de kant van de kleine luyden — in dit geval Philomena, die de Bouquetreeks leest en met tegelspreuken als ‘je reist wel eerste klas maar dat maakt je nog geen eersteklaspersoon’ de boerenwijsheid in pacht blijkt te hebben.
Met de term ‘auteur’ hoef je dus bij Frears niet aan te komen. En filmisch gezien getuigt zijn oeuvre, inclusief Philomena, ook meer van vakmanschap dan van kunstzinnige inspiratie. Thematisch heeft Frears echter wel degelijk de consistentie van een auteur. Naast films die zich, in lijn met de Britse sociale traditie, verdiepen in de buitenbeentjes van de lagere klasse (My Beautiful Laundrette, 1985; The Van, 1996; Dirty Pretty Things, 2002) richt hij zijn camera en pijlen voortdurend op machtsbolwerken, waarvan hij het decorum en de morele leegte te kijk zet. Dat geldt voor het koningshuis dat hij superieur portretteerde in The Queen (2006), voor het hofleven dat hij toonde in Dangerous Liaisons (1988) en Chéri (2009), en ook, op een andere manier, voor de Tour de France: Frears is bezig met een biopic over Lance Armstrong.
Philomena past zo, met zijn opkomen voor de kleine vrouw en zijn aanval op de machtige Ierse katholieke kerk, in Frears’ beide straatjes en dat verklaart de souplesse waarmee de film in elkaar steekt. Ook de macht van de leugen en de kwetsbaarheid van oprechtheid in het verhaal zijn voor Frears vertrouwd terrein. Dit zei hij me ten tijde van Chéri: "In Dangerous Liaisons was alles wat iedereen zei een leugen. Behalve Madame de Tourvel, het personage van Michelle Pfeiffer. Zij draagt geen masker — en zie wat er met haar gebeurt!" De naïeve madame bezondigt zich aan echte liefde — en betaalt daarvoor een hoge prijs.
In Philomena maakt de kerk op een vergelijkbare manier misbruik van Dench’ goedgelovigheid; eerst wanneer haar het kind wordt afgenomen en later als ze wordt afgepoeierd bij haar onderzoek bij de oude nonnen. Dit leidt naar de mooiste kronkel in het verhaal: er komt pas schot in de zaak door het cynisme van de tabloidpers, die zich vastbijt in het commercieel interessante verhaal. Een tabloidpers waarmee, mag nog worden opgemerkt, Coogan zelf publiekelijk overhoop heeft gelegen.
Het benadrukt dat, waar Frears meer richting cynisme neigt en Coogan richting sentiment, beiden vooral schitteren waar die twee dingen overlappen en elkaar overhoop halen. Omdat, zoals Coogan zegt, "grappig zijn niet makkelijk is, maar oprecht zijn nog veel moeilijker".