RIFF RAFF
De levensvreugd van Britse bouwvakkers
De naam van regisseur Ken Loach roept onverbiddelijk associaties op met de onderkant van de Britse samenleving. Hij gebruikt zijn camera bij voorkeur als instrument in de strijd tegen het onrecht dat de sociaal zwakkeren wordt aangedaan. In Riff raff, winnaar van de Felix voor de beste Europese film, is zijn sympathie voor de underdog ook weer onmiskenbaar. De hoofdfiguren in deze kleine komedie hadden net zo goed mijnwerkers kunnen zijn, ware het niet dat hij deze groep al eens observeerde, wat een indrukwekkende documentaire opleverde. Dat de regisseur nu een stelletje bouwvakkers volgt komt door het autobiografische aspect van het scenario.
Schrijver Bill Jesse, die overleed tijdens de montageperiode van Riff raff, putte ervoor uit zijn eigen leven. Jesse was een vroege schoolverlater die van Glasgow naar Londen trok met het voornemen om elk ongeschoold werk aan te nemen. Toen Loach hem ontmoette werkte hij weliswaar als bouwvakker, maar in zijn vrije tijd schreef hij voor comedy shows. Elke literair agent in Londen moet wel een of twee scripts van Jesse in z’n la hebben liggen, zo bezeten was hij. De omstandigheden op de werkplek waren over het algemeen toch al erbarmelijk, maar een verschrikkelijke ervaring met ratten op het bouwterrein deed de deur dicht. Jesse had er genoeg van en vroeg Loach om hulp. Binnen een week lag het script voor Riff raff op tafel. Zonder al te veel structuur, maar overtuigend genoeg om de Amerikaanse produktiemaatschappij Columbia Pictures voor het idee te interesseren. Na het vertrek van (Britse) baas David Puttman aldaar, verhuisde het project naar Channel 4.
Dat had gevolgen voor het budget. De film werd mede daarom in vijf weken op 16 mm geschoten. Het ongelikte uiterlijk in quasi-documentaire stijl werd juist een van de charmes van Riff raff. Zo heeft de ruwe vorm de inhoud versterkt en omgekeerd. De dialogen zijn net zo scherp. En grappig.
Onmiddelijk oprotten
Goede komedies nemen altijd een standpunt in en dat geldt ook voor Riff raff. Het groepje bouwvakkers dat elkaar leert kennen werkt onder onveilige condities. De vakbond heeft geen greep op de projectontwikkelaar, die het voormalige Prince Charles Hospital in een complex yuppie-appartementen moet veranderen. Zo’n klus trekt uitschot (‘riff-raff’) aan. De jonge Stevie wordt met hamerende pianomuziek geïntroduceerd. Vers uit de gevangenis, zonder vaste woon- of verblijfplaats, meldt hij zich bij de aannemer. Stevie’s nieuwe vrienden komen uit alle delen van het land, uit Liverpool en Bristol. De lokale accenten zijn levensecht en overtuigend. Het multi-raciale groepje gaat zo spontaan met elkaar om dat je nauwelijks kunt geloven met acteurs van doen te hebben. Om het zware werk vol te houden dollen ze maar zo’n beetje met elkaar.
Maar natuurlijk maken ze zich af en toe flink kwaad. Thatcher heeft Engeland naar de ondergang geholpen en dat voelen zij aan den lijve. Larry, een dikke man met bril fungeert als hun geweten: "Niemand zou zonder een huis moeten zijn, ik heb nooit voor Thatcher gestemd." Als hij bij de dictatoriale voorman protesteert tegen het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften wordt hij zonder pardon ontslagen. In zijn loonzakje vindt de gedupeerde doodleuk een briefje met ‘onmiddellijk oprotten’ erop.
Die povere arbeidsomstandigheden zijn natuurlijk perfect om komisch uit te buiten. Door het ontbreken van goede steigers valt een balk op een, in de buurt geparkeerde, auto. De baas is woest maar de bouwvakkers lachen zich rot. Net goed. En omdat er niet voor normale kleed- of toiletruimte is gezorgd gaat een van de mannen maar even pissen in het luxe modelappartement, dat al af is. Waarom ook niet even het bad geprobeerd? Natuurlijk verschijnt dan net de makelaar met een aantal potentiële kopers (zwaar gesluierde Arabische vrouwen!).
Zelf heeft Stevie al gauw een tochtig kraakpand als woonruimte geclaimd. Wanneer hij erin trekt vindt hij een rugzak, waarschijnlijk weggesmeten door een tasjesdief. De gelukkige eigenaresse, van wie hij het adres in een zakboekje vindt, wordt zijn vriendin. Susan is een onzeker meisje, dat echter wel haar zinnen heeft gezet op een leven als zangeres. Een beetje een zweverig type, dat haar toekomst van horoscoop-voorspellingen laat afhangen. Alle hoofdfiguren zijn op hun beurt aan het overleven, de een met meer humor en wilskracht dan de ander.
Het acteerwerk is subliem, en dat geldt voor alle spelers. De casting was nog een hele klus. Op een advertentie meldden zich zo’n duizend man die allemaal een screentest deden. Drie tot vier maanden duurde het tot de acteurs gevonden waren, die een geloofwaardige bouwvakker konden neerzetten.
Hoewel de pittige dialoog uitgeschreven was is er toch hier en daar geïmproviseerd om het realistische effect spontaan te versterken. Zonder ook maar een moment moralistisch te worden zet Loach de schrijnende gevolgen van de huidige Engelse politiek te kijk. Hij heeft met Riff raff een vrolijke studie van het leven van een stel Britten op de onderste sporten van de sociale ladder gemaakt.
Esther Kerkhof