Accidental Hero
Wij zijn helden tegen wil en dank
“Sometimes a hero doesn’t know he’s a hero”, zingt Luther Vandross in de aftiteling. ‘Heart of a hero’ heet het lied, en daar draait het om in de film die oorspronkelijk alleen de titel Hero had. Naar het waarom van de hertiteling kunnen we slechts raden. Zeker is, dat de toevoeging ‘accidental’ geen recht doet aan de knappe constructie van het verrassende verhaal.
‘Accidental’ betekent niet alleen ’toevallig’. Het duidt zijdelings op een ongeluk. Als titel impliceert Accidental hero daarmee dat heldhaftigheid naar boven kan komen als er sprake is van een noodgeval. Dit ontkracht de universele waarde van het idee in het scenario dat moed niet afhangt van de daad maar van het wezen. Met andere woorden, dat iedereen constant de kwaliteiten van een held heeft.
De film was geen succes in Amerika, wat een reden kan zijn voor de nieuwe titel. Het script is dermate rijk aan wendingen dat het voor een groot publiek misschien wel te veel spitsvondigheden bevat. Bovendien worden de Amerikanen in hun diepste waarden genadeloos te kijk gezet door de Brit Stephen Frears. De regisseur kreeg, na zijn glorieuze Dangerous liaisons en The grifters, voor Accidental hero geen enkele prijs. Evenmin waren er Oscar-nominaties voor de schrijvers Laura Ziskin (tevens producente), Alvin Sargent (Julia, Ordinary people) en David Webb Peoples (Unforgiven), die de manipulatieve macht van de media op de korrel nemen. Voor Europeanen valt er veel te genieten.
Schoenen van $100
Accidental hero opent met een combinatie van Amerikaanse symbolen. Een ticker-tape parade; de stars and stripes geprojecteerd in de filmtitel; een dosis White-Anglo-Saxon-Protestant sentiment in de vorm van een arrangement van ‘Auld lang syne’ op de geluidsband. Een andere Amerikaanse institutie volgt direct: een rechtbankjury oordeelt Bernie LaPlante schuldig aan alle tenlasteleggingen.
Dustin Hoffman maakt van deze Bernie een kruising tussen Charlie Babbit uit Rain man en Ratso Rizzo uit Midnight cowboy. Een deerniswekkende figuur die stamelt, rondstrompelt en niet bepaald de indruk wekt van een burger die zijn verantwoordelijkheden naleeft. Door zijn vrouw aan de kant gezet, is hij vervallen tot een kleine oplichter die zijn eigen advocate besteelt. Bernie’s vegeterende bestaan in de marge — zie zijn achternaam — kent als enige lichtpuntje zijn zoontje Joey. Hij probeert het jong bij te brengen dat de beste overlevingstaktiek in de maatschappij is: “always keep a low profile”, val niet op. Zijn opvoedkundige invloed wordt echter getemperd door zijn ex-vrouw. Zij heeft de foto van Bernie met Joey op de schoorsteenmantel vervangen door een portret van Joey met haar nieuwe vriend, een brandweerman.
Een jongetje dat zijn vader kwijt is, zet Bernie aan tot een daad die elke brandweerman hem zou ontraden. Hij ploetert een neergestort vliegtuig binnen en redt 54 mensen. Hierbij is voor hem de grootste ramp dat hij één van zijn dure schoenen kwijtraakt. Omdat volgens hem alleen cash telt, maakt hij zich in de verwarring uit de voeten. Bij dit ongeluk werd zijn pad gekruist door de televisieverslaggeefster Gale Gayley (Geena Davis). Bernie heeft haar persoonlijk uit het vliegtuigwrak gesleept. Zij is zojuist gekroond met een persprijs voor haar jacht op de waarheid. Ze claimt onmiddellijk de reportage over de geheimzinnige mensenredder. De media roepen hem uit tot held. Het publiek wil er massaal in geloven, daartoe aangezet door een beloning voor degene die zich als de ‘Engel van Vlucht 104’ met de ontbrekende schoen meldt.
Televisie
Frears scherpt de tegenstellingen verder aan. Met lede ogen moet Bernie vanuit de gevangenis toezien hoe zijn makker John Bubber (Andy Garcia) door de mannetjesmakers van de tv het imago Held krijgt opgespeld. De satire bereikt een hoogtepunt wanneer alle roem voor de dakloze Bubber wordt gevolgd door geschenken en liefde. Terwijl op Bernie’s celwand de wanhoopskreet “Why is Madonna not my girlfriend?” is gekrast, wordt Bubber voor iedereen, van George en Barbara Bush tot Gale Gayley, ‘The man I love’. Het Gershwin-nummer zwiert door de score.
De visie vol plaagstootjes op Amerika blijft zichzelf echter relativeren. Voor Gale’s nuchtere chef (een ongecrediteerde rol van Chevy Chase) blijft het hele gebeuren slechts een nieuwsitem, zij het met menselijke kanten. Bubber begint ‘m te knijpen vanwege de enorme rol die hij door zijn bedrog moet uitspelen. Hij benadrukt telkens, in zalvende verkiezingstaal, dat niet zozeer hij, maar eigenlijk iedereen een held is. Anderzijds heeft het mediacircus rond de heldenverering een ‘self fulfilling’ effect. Geïnspireerd door zoveel goedheid beleent Bernie’s advocate haar auto om zijn borgsom te betalen. Nu komt de sloeber die door niemand wordt geloofd tegenover de publieke held te staan. Iedereen moet opnieuw zijn positie bepalen ten opzichte van de waarheid, eer en heldendom.
De negro-spiritual van Luther Vandross zet tenslotte alles weer op losse schroeven. De gelukkige boodschap, uitgedragen door het Los Angeles Children’s Chorus, is regelrechte ’tongue-in-cheek’. Want zó mooi is het nou ook weer niet.