Les misérables

Olie op het vuur

Les misérables

In zijn spetterende debuut Les misérables eigent de Franse regisseur Ladj Ly zich met vaart en verve het genre van het achterstandswijkportret toe.

Les misérables begint in volle vaart, en debuterend regisseur Ladj Ly blijft een uur en drie kwartier het gaspedaal stevig indrukken. De plot wordt in gang gezet door tiener Issa (Issa Perica), die een leeuwenwelpje steelt van de zigeuners van wie het circus in de Parijse banlieue Montfermeil is neergestreken. Dat betekent werk aan de winkel voor de drie agenten van dienst – groentje Stéphane (Damien Bonnard), nieuw aangekomen in de wijk, en de grofgebekte oudgedienden Chris (Alexis Manenti) en Gwada (Djebril Zonga). Maar hun tactloze optreden gooit vooral olie op het vuur. In volle vaart voert Ly ons mee door Montfermeil, waar de raciale spanningen om het minste of geringste hoog oplopen en de drie ploertige politieagenten met de moed der wanhoop de orde proberen te handhaven.

Het leverde de regisseur inmiddels al handenvol prijzen op. Bij zijn première in de hoofdcompetitie van Cannes ging de film er met een juryprijs vandoor (gedeeld met het Braziliaanse Bacurau, 2019); bij de European Film Awards werd hij uitgeroepen tot beste debuut; en de film werd (boven gedoodverfde favoriet Portrait de la jeune fille en feu, 2019) verkozen tot de Franse Oscar-inzending – en prompt genomineerd in de categorie beste buitenlandse film.

Die prijzenregen ten spijt, doet Les Misérables niet echt iets nieuws. Weliswaar is het een zeer eigentijdse film – in zijn taalgebruik en culturele verwijzingen, in de alomtegenwoordige smartphones, in de plotlijn rond een drone-camera. Maar tegelijk treedt Ly zonder schroom in de voetsporen van moderne klassiekers in het genre van het achterstandswijkportret. Onvermijdelijk daarin is Spike Lee’s Do the Right Thing (1989), binnenkort weer te zien in het Eye-programma ‘Black Light’.  Maar ook films als La haine (Mathieu Kassovitz, 1995) en het recente Black (Adil El-Arbi en Bilall Fallah, 2015) schemeren duidelijk door.

Ly dekt zich al met de titel van zijn film in voor die kritiek. Daarmee verwijst hij uiteraard naar de gelijknamige roman van Victor Hugo uit 1862, waarin de klassenverschillen van het toenmalige Frankrijk eveneens scherp worden neergezet. Hugo schreef het boek in dezelfde wijk waar de film speelt, meldt een van de agenten ergens terloops – om eraan toe te voegen: “Er is niet veel veranderd.” Als er in die honderdvijftig jaar niets fundamenteels aan de situatie is veranderd, lijkt Ly te willen zeggen, waarom zouden we er dan andere films over moeten maken?