Il buco

Platonisch ideaal van cinema

Il buco

De op één na diepste grot ter wereld wordt in Michelangelo Frammartino’s derde speelfilm in kaart gebracht. Het is een reconstructie van een echte expeditie die plaatsvond in het Italië van 1961. Maar het belangrijkste aan Il buco is dat er nu een cameraploeg meegaat. Zo benadrukt deze sublieme film de onbreekbare band tussen de kunsten en de natuur.

De filmfilosofie van Werner Herzog is dat je met de camera beelden vast moet leggen die de alledaagse mens nooit met eigen ogen zal zien. Noem het plichtsbesef, of een roeping, dat deze Duitse meesterregisseur naar het hart van de Amazone dreef (Aguirre, der Zorn Gottes, 1972), naar de verste buitenposten van de wereld (Encounters at the End of the World, 1972), naar de rand van een vulkaan (Into the Inferno, 2016), naar de best beschermde plekken van de aarde (Cave of Forgotten Dreams, 2010).

Voor laatstgenoemde film kreeg Herzog exclusieve toegang tot de Grotte Chauvet Pont d’Arc in Zuid-Frankrijk, misschien wel de belangrijkste grot ter wereld vanwege de iconische, laat-paleolithische schilderingen van paarden en andere dieren. Met Cave of Forgotten Dreams keert Herzog terug naar een van de eerste kunstbronnen en benadrukt hij de niet te breken band tussen de kunsten en de natuur.

Oervraag
De Italiaanse filmmaker Michelangelo Frammartino filmt vanuit eenzelfde overkoepelende filosofie, maar is subtieler in het communiceren van zijn artistieke missie. Zo zette hij met het poëtische Le quattro volte (2010) het wezen van de mens in perspectief, door het af te zetten tegen de lokale flora en fauna van Calabrië. In plaats van grootse Herzogiaanse statements neigt Frammartino naar aandachtige observaties, gefilmd vanuit een kalme, rigoureuze maar ook liefdevolle blik waarin mens, dier en plant op gelijke voet blijven staan.

Met zijn nieuwe film Il buco (‘het gat’) treedt Frammartino nog explicieter – maar nog steeds op zijn eigen manier – in de voetsporen van Herzog, door in de zevenhonderd meter diepe grot Abisso del Bifurto in Calabrië te duiken. Frammartino creëert een handig stukje docu-fictie om uiteindelijk een pure natuurfilm te maken: hij reconstrueert de expeditie uit 1961 die deze op één na diepste grot ter wereld in kaart bracht.

Feitelijk is dit dus een historische speelfilm over speleologen, maar die mensen fungeren hooguit als Frammartino’s vehikel om met zijn camera zelf tot de kern van de grot te komen. Die bijna buitenaardse – eigenlijk binnenaardse – locatie is zijn canvas voor een kalm, hypnotiserend en contemplatief werk dat reflecteert op de wonderen van de natuur, de nietigheid van de mens en de oervraag: wat schuilt er in de leegte?

Il buco is aandachtig en zwijgzaam, een film om bij weg te dromen. Van dialoog is amper sprake. De nadruk ligt eerder op de waanzinnige geluiden die de grot als een gigantische klankkast vervormt en versterkt. De mensen schuiven, piepen, kraken en bonken door de galmende grot. Il buco lijkt een stille film, maar zit vol met geluidskunst.

Uitersten
Bij vlagen wordt het werk zelfs pure abstractie, dankzij de manieren waarop het licht kan flikkeren en weerspiegelen op de vochtige wanden, en door de vreemde kronkels die in het gangenstelsel zitten en de contouren van de film gaan bepalen. Vergelijkingen met de Grot van Plato zijn misschien te makkelijk om maken, maar dit is een haast platonisch ideaal van wat filmkunst kan zijn. Het klinkt allemaal heel celebraal, maar Il buco is juist een pure, lichamelijke filmervaring.

In de films van Frammartino is alles altijd in balans. In Il buco biedt hij dus ook wat essayistisch tegenwicht, door niet alleen de diepte van de grot te verbeelden maar in archiefbeelden uit die tijd ook de constructie van de hoogste wolkenkrabber in Milaan.

Zoals Victor Kossakovsky dat deed in zijn briljante ¡Vivan las antipodas! (2011) nodigt Frammartino je hier ook uit om twee uitersten in acht te nemen. Aan de ene kant heb je de kapitalistische trend om te reiken naar de lucht en over de wereld uit te torenen. Daar tegenover staat de drang naar exploratie, naar het opzoeken van het onbekende en het trotseren van de leegte. Het interessante is dat je de inhoud van een grot niet kan verkopen of commercialiseren. Zeker niet als het zo’n lastige afdaling is als die van de Abisso del Bifurto. De geslaagde expeditie heeft dan ook nooit het nieuws gehaald.

Tegelijkertijd plaatst Frammartino een belangrijke kritische noot: met het in kaart brengen van dit imposante natuurfenomeen is de wereld weer een mysterie armer. De peilloze diepte en de gevoelsmatige afgrond van de grot maken plaats voor afwezigheid en leegte, want op een heel rationeel niveau hebben we weinig te zoeken op zo’n plek. Wat Il buco op een prachtige manier doet is deze grot weer vullen met waarde en betekenis. Het is een plek voor reflectie en projectie geworden. Daarmee gaat Frammartino’s film nog één stap verder dan die van Herzog, want natuur is hier kunst geworden. Deze bijzondere filmparel is daar een nederige weerspiegeling van.