Encounters at the End of the World

Van de kaart gesprongen

Encounters at the End of the World

Met Encounters at the End of the World heeft Werner Herzog opnieuw een documentaire gemaakt die je wel zou willen verslinden. Deze keer reisde hij zo ver mogelijk zuidwaarts, waar hij tussen het ijs een paar vreemde snuiters aantrof.

McMurdo moet een van de merkwaardigste plaatsen op aarde zijn. Tussen het Zuidpool-ijs van het Ross-ijsplateau — waar ontdekkingsreizigers Shackleton en Scott ooit met kreupele pony’s overheen strompelden — rijst een lawaaiige bouwplaats op, die nog het meest doet denken aan een lelijk mijnbouwstadje. Er is hier duidelijk geen welstandscommissie aangesteld: uitgewoonde barakken, monsterlijke vervoersmiddelen en vreemd gevormde wetenschappelijke onderzoekscentra wisselen elkaar af.

Werner Herzog kijkt er zijn ogen uit en toont ons hoe het er ook kan uitzien op Antarctica: McMurdo heeft een bowlingbaan, een softijsmachine, yoga-instructeurs, een geldautomaat en airconditioning. Deze plek, en alle andere 27 onderzoeksstations op dit enorme continent, trekt de vreemdste kostgangers aan, inclusief Herzog zelf.

In zijn uiterst vermakelijke documentaire becommentarieert hij met typisch lijzige voice-over een aantal van de duizend inwoners in de zomer, die veelzeggend worden aangeduid als ‘filosoof/vorkheftruckchauffeur’ of ‘filmmaker/kok’. Op dit zuidelijkste puntje van de aarde komen professionele dromers samen die allemaal het liefst van de kaart zouden willen springen. En serieuze wetenschappers natuurlijk, waaronder zich ook genoeg vermakelijke types bevinden.

Mottige sjaal
Zoals de celbioloog die in de Ross-zee duikt op zoek naar zeemonsters die naar zijn overtuiging zo’n 400 miljoen jaar geleden de eerste dieren naar het vasteland hebben gejaagd. In zijn vrije uurtjes in de ongezellig verlichte barak laat hij aan zijn collega’s het liefst jarenvijftig-doem-sciencefiction zoals Them! (1954) zien, waarin de menselijke dominantie op aarde wordt betwist. Ook komisch is de op en top Britse vulkanoloog die op de 3794 meter hoge, actieve vulkaan Mount Erebus enkel in een tweedjasje en mottige sjaal rondloopt als eerbetoon aan zijn landgenoten die in soortgelijke kleding de Zuidpool wilden bereiken.

Herzog pakt het anders aan dan de natuurdocumentaires die we over Antarctica gewend zijn. Pas na zeventig minuten laat hij de eerste pinguïn zien – die dan ook onmiddellijk weet te ontroeren omdat deze vogel gedesoriënteerd een gewisse dood richting bergen tegemoet waggelt. Wie zo’n afgedreven pinguïn tegenkomt, krijgt de opdracht om zo stil mogelijk te staan om het dier vooral niet van zijn pad af te brengen.

Dit is een mooie parallel met de eigengereide lieden die ook op het ijs zijn neergestreken. Zoals de jonge linguïst die zich afvraagt wat hij eigenlijk doet op een continent zonder taalgeschiedenis en dus maar een groentekas is begonnen. Anderen hebben ondergronds een museumpje met alledaagse objecten in het ‘eeuwige ijs’ aangelegd, zodat in de verre toekomst, als de mens er niet meer is, er toch nog iets bewaard is gebleven van onze nietige inspanningen, die op de barre ijsvlakte nog enigszins heldhaftig lijken. Herzog heeft als altijd een fijne neus voor dit soort vruchteloze heroïek.