28 Days Later

Vijftien minuten ongeëvenaarde pleinvrees

28 Days Later

De Engelse regisseur Danny Boyle gaat met 28 Days Later op de lowbudget-zombietoer, en levert een film af die enkel geschikt is voor zombieverslaafden en genregroentjes.

Danny Boyle en scenarist Alex Garland gebruiken in 28 Days Later, hun eerste echte samenwerking na Boyle’s mislukte bewerking van Garlands roman The Beach, de stilte lange tijd als voornaamste angstmiddel. De film opent lawaaierig in een laboratorium waar dolle chimpansees bij wijze van experiment worden blootgesteld aan beelden van menselijke agressie. Nadat de apen een stel sukkelige milieu-activisten met hun razernijvirus hebben besmet, maken we een sprong van 28 dagen naar de lange, uitgestorven gangen van een ziekenhuis. De enige die zich daar bevindt, is fietskoerier Jim. Hij komt net bij bewustzijn, maar weet niet hoe hij in het bed is beland – en er is geen mens te zien of te horen om het aan te vragen. Ook buiten niet: behalve Jim schijnt de menselijke soort in rook te zijn opgegaan.

Zoals het hoofdpersonage van Abre los ojos (1997) opeens Madrid voor zich alleen had, zo dwaalt Jim verweesd door spookstad Londen. Maar de beklemming is hier veel sterker, dankzij de extreem-grove digitale fotografie, het aartsdonkere nummer ‘East Hastings’ van Godspeed You! Black Emperor dat stiekem in de film sluipt en vooral ook omdat er maar geen wekker afgaat die Jim uit deze ultieme nachtmerrie laat ontwaken.

Lijkwit
Het was een sterk staaltje scenarioschrijven geweest wanneer Garland zich met dit ene personage had kunnen behelpen. Jammer dus dat Jim al dwalende op een hoop agressieve engerds stuit. En dat direct daarop toch nog meer gezonde mensen opduiken — stevig bewapende guerillas die Jim van de graaiende griezels redden en hem uitleggen hoe het virus uit de beginscène je in een bloeddorstige maniak verandert.

28 Days Later gaat dus niet over zombies, zoals het massahysterische gedrag, de lege ogen en lijkwitte koppen even suggereerden, maar over een besmettelijke vorm van zinloos geweld.

Verder voegt de film zich vanaf Jims redding wel degelijk naar het zombiegenre en het is irritant eenvoudig om George Romero’s beroemde ‘Trilogy of the Dead’ in de plot te herkennen. Jim en zijn bodyguards plunderen als kleine kinderen een supermarkt (Dawn of the Dead, 1978); verschuilen zich met een niet-besmet gezin op een goed geïsoleerde locatie, met discussies over wel of niet zoeken naar andere overlevenden als gevolg (Night of the Living Dead, 1968); en ze eindigen op een legerbasis waar een gestoorde officier het bewind voert (Day of the Dead, 1985). Het idee om hersenloze horden op te voeren als metafoor voor onze zieke beschaving is ook behoorlijk afgekloven: bij Romero staan de zombies voor de massaconsument, in Invasion of the Body Snatchers (1956) symboliseert de angst voor ‘aliens’ in feite de angst voor het communisme.

Alle visueel vertoon, Boyle’s lef om na The Beach weer lowbudget te gaan en één bijzonder schokkende scène ten spijt zinkt 28 Days Later ongeïnspireerd weg in zijn referenties. Enkel geschikt voor zombieverslaafden en genregroentjes, en mensen die voor de ongeëvenaarde pleinvrees van het eerste kwartier best een bioscoopkaartje willen betalen.