Empire of Light
Saamhorigheid is geen wondermiddel tegen racisme
Met zijn nieuwe film brengt Sam Mendes een ode aan het filmkijken. Het melancholieke Empire of Light gaat over een onwaarschijnlijke liefde tussen twee bioscoopmedewerkers, maar het verhaal over het belang van gemeenschap blijft oppervlakkig.
In een tijdperk van films over filmmaken – denk The Souvenir (2019), Babylon (2022) en The Fabelmans (2023) – komt Sam Mendes (American Beauty, 1999; 1917, 2019) met een ode aan het filmkijken. Het melancholieke Empire of Light speelt zich af in een bioscoop aan de Engelse zuidkust. Met de witte nationalistische protesten in de jaren tachtig als achtergrond vertelt Sam Mendes een slordig verhaal over hoe de liefde tussen twee bioscoopmedewerkers hun onderlinge verschillen weet te overstijgen.
Manager Hilary (Olivia Colman wederom als verdrietige vrouw) worstelt met haar geestelijke gezondheid. De jonge, nieuwe werknemer Stephen (Micheal Ward) krijgt te maken met racisme. Het is duidelijk wat Mendes wil zeggen met het verhaal over de onwaarschijnlijke liefde tussen de twee; in zekere zin zijn ze allebei buitenstaanders die werken op een plek die, op zijn best, gevoelens van empathie en gemeenschap kan bevorderen. Maar de parallellen tussen hun worstelingen stranden.
Mendes neemt twee maatschappelijk relevante zaken – vrouwen die door mannen tot psychische instorting worden gedreven, zwarte mensen die racisme ervaren – en probeert er een universele les uit te trekken. Maar hoewel gemeenschap en saamhorigheid een vrouw met mentale problemen kunnen helpen, zijn ze geen wondermiddel tegen racisme. Dit is waar het verhaal hapert: Mendes’ gebrek aan inzicht in de worstelingen van zijn personages – met name die van Stephen en zijn moeder, maar uiteindelijk ook die van Hilary – zorgt voor een oppervlakkig verhaal.
Dit wordt nog duidelijker wanneer halverwege de film plotseling van hoofdpersonage wisselt. Want hoewel het perspectief van de door lithiumgebruik afgevlakte Hilary de duidelijkste problemen van de film verbergt, plaatst het helderder perspectief van Stephen ze juist op de voorgrond. De scènes met hem als hoofdpersonage kunnen de tekortkomingen in het scenario daarom niet langer verhullen.
In de fraaie plaatjes, die Empire of Light dankt aan cameraregisseur Roger Deakins, bekend van onder andere The Big Lebowski (1998), Fargo (1996) en No Country for Old Men (2007), is geen overtuigend verhaal te vinden. In plaats daarvan zijn er overduidelijke metaforen: de verwaarloosde bovenverdieping van de bioscoop, een duif met een gebroken vleugel die wordt genezen door de zorgzame handen van Stephen, een uitleg over de korte momenten van zwart tussen de beelden die het oog niet ziet wanneer een film wordt afgespeeld. Het resulteert in een lege film, waarvan alleen een vaag gevoel van melancholie bijblijft.