The Big Lebowski
En de bal rolt voort
De dude is de dude. Hiermee is zo’n beetje de strekking samengevat van The Big Lebowski, de nieuwste komedie annex misdaadfilm van de gebroeders Joel & Ethan Coen. Dat de dude graag de bowlingbal ter hand neemt en een ontvoeringszaak in de soep laat lopen, is bijzaak. De dude blijft de dude. De gebroeders Coen zijn na Fargo wederom in topvorm.
Iedereen betrapt zichzelf er weleens op: iemand maakt een pientere opmerking, en een dag later hoor je jezelf die uitspraak verkondigen alsof het je eigen woorden zijn. Net echt, ter plekke verzonnen, of beter nog, alsof je er weken over hebt nagedacht. Er wordt heel wat nagepraat, maar niemand kan de lijntjes terugvoeren naar de bron. The Big Lebowski doet een poging, al is het meer in de vorm van een running gag. De bowlingvrienden Jeff, Walter en Donny ouwehoeren wat af op de kegelbaan. Schrikbarend genoeg putten ze veel van hun gedachtes uit de woordenschat van president Bush in oorlogstijd: “This aggression will not stand!“, declameert Walter Sobchak met een rood aanlopend hoofd, maar de aanleiding voor zijn uitroep is ietwat platvloerser dan die van Bush. Hij doelt op het schorem dat op het tapijt van zijn vriend Jeff Lebowski, alias The dude heeft gepist. “Jeff, you got to draw a line in the sand!”
Die voorliefde voor taal en al zijn uitwassen is in het gehele oeuvre van de Coens terug te vinden. In Fargo keuvelden de personages gezellig met elkaar in een raar soort dialect met Zweedse invloeden, terwijl zich achter hun rug de meest afschuwelijke bloedbaden afspeelden. Grootse gebeurtenissen en banaliteit gaan hand in hand bij de gebroeders Coen. The Big Lebowski mag dan niet zo perfect in evenwicht zijn als hun magnum opus Fargo, het heeft dezelfde sprankeling als al hun eerdere, stuk voor stuk briljante films: propvol met vondsten, filmliefde, en ontsporende handelingen.
Speelbal
De toon wordt nog voor de begintitels gezet. Een sonore stem zuigt ons middels een voice-over het verhaal binnen — de Coens vertellen altijd nadrukkelijk een Verhaal — terwijl de tumbleweed over de stoffige wegen rolt. Een filosofisch ingestelde cowboy laat ons kennismaken met de dude, een luie neo-hippie. Na wat hoogdravend gebrabbel over ’s mans werkelijk uitzonderlijke eigenschappen, raakt de cowboy even de draad kwijt. “Sorry, I lost my train of thought here.” Er zal nog veel meer verloren worden in het verhaal wat zich voor onze ogen gaat voltrekken.
Na het tapijt-incident zoekt de dude het oorspronkelijk bedoelde slachtoffer op, zijn naamgenoot Big Lebowski, een puissant rijke zakenman. Het tapijt blijkt niet voor niets bewaterd te zijn, en de dude ziet zichzelf als speelbal in een ontvoeringszaak betrokken raken. Hij wordt geacht het losgeld af te leveren, verliest de geldkoffer, en raakt vervolgens verzeild in het porno-wereldje. Maar het laat de dude allemaal onberoerd. Het wekelijkse bowlingavondje gaat voor alles.
De dude is zo iemand die zich overal thuisvoelt. Eenmaal plaatsgenomen op de bank, legt hij zijn benen op tafel en eist hij een of ander vreemd alcoholisch mixdrankje. Niet meer weg te krijgen. Jeff Bridges, altijd al een bijzonder acteur geweest, vindt in deze rol pas echt zijn draai.
Vonk
De dude is een leeg vat, waarin alles gestopt kan worden wat in de omgeving voorhanden is. Wie enig diepgang, verborgen agenda of verheven gedachte achter deze man zoekt, komt bedrogen uit. Hetzelfde geldt voor de film, die uiteenwaaiert zonder voorrang te geven aan de ene of de andere gebeurtenis. Het bloederige kleine teentje van de ontvoerde vrouw is van even groot belang als een vermeend vals spel bij een bowlingwedstrijd.
Een aantal bekende gezichten uit de Coen-films doen ook nu waar ze goed in zijn. John Goodman is de betweterige bowlingvriend Walter, die altijd op het punt staat zijn opgekropte woede te spuien. Steve Buscemi speelt voormalig surfer en nu bowlingtopper Donny, die buiten zijn kegeltalent weinig intellect aan de dag legt. Engerd Peter Stormare wordt door zijn slachtoffers aangeduid als ‘German nihilist‘. En dan John Turturro, als Jesus Quintana, de eeuwige rivaal van de jongens. Likkend aan zijn bowlingbal is hij de verpersoonlijking van hoogmoed. Quintana zal dan ook diep vallen.
Het is geen zwakte dat de film niet kan kiezen tussen komedie en misdaadfilm, tussen trivia en grootse gebaren. De gebroeders Coen laten met groot gemak beiden samenvallen. Van modieus postmodernisme kun je ze niet beschuldigen, want pretenties zijn de makers vreemd. Hun grenzeloze filmliefde, vooral die vonk slaat over. En die rollende bowlingbal laat diepe indruk achter, het enige object in de film dat in goede banen wordt geleid. Zoals Walter Sobchak het al zei: “Fuck it, let’s go bowling!“