7 Days in Havana

  • Datum 05-07-2012
  • Auteur
  • Gerelateerde Films 7 Days in Havana
  • Regie
    Laurent Cantet, Gaspar Noé, Elia Suleiman, Benicio del Toro, Julio Medem, Juan Carlos Tabío, Pablo Trapero
    Te zien vanaf
    01-01-2012
    Land
    Frankrijk/Spanje/Cuba
  • Deel dit artikel

Gaspar Noé

Veel rum, salsa en sigaren kwamen er niet te pas aan het verblijf van filmmakers Gaspar Noé en Elia Suleiman in Cuba voor de stadspromotiefilm 7 Days in Havana. In plaats daarvan rekenden ze af met de Cubaanse mythe.

Elia Suleiman

Ze moesten natuurlijk wel een beetje diplomatiek blijven. Want Gaspar Noé en Elia Suleiman zaten daar in dat sjieke hotel in Cannes immers voor de promotie van de omnibusfilm 7 Days in Havana. Maar terwijl het groepje journalisten aan tafel jaloerserig de andere kant opkeek omdat daar net steracteur Benicio del Toro langs stiefelde, die met zijn aandeel in de episodefilm zijn regiedebuut heeft gemaakt, stak Gaspar Noé gewoon van wal. Niks geen lofzang op het project en op hoe geweldig Cuba was en hoe goed hij zich de rum had laten smaken. Sober en misschien zelfs wel een beetje ontnuchterend vertelde hij hoe we net Paris je t’aime (2006) gehad hadden en New York, I Love You (2009) en nu een Cubaanse rumfabrikant het in zijn hoofd gehaald had om ook Havana op de filmkaart te zetten. Ze hadden Benicio benaderd en Benicio en hij kenden elkaar wel een beetje dus leek het ze een leuk idee om samen een maand op Cuba te zitten en zo was hij erbij gekomen. Een diepere reden zat er niet achter: "Het leek me een goede gelegenheid om Cuba te leren kennen. Mijn vader was geobsedeerd door Cuba, maar ik was er nog nooit geweest." En van dat feesten met Benicio was het ook al niet gekomen, want tegen de tijd dat Noé op Cuba aankwam was Benicio al klaar met draaien en het geld trouwens ook bijna op. Zo gaat dat dus in de filmwereld.

Lesbofoob
Terwijl regisseurs als Pablo Trapero, Julio Medem en Laurent Cantet zich een beetje labbekakkerig vergapen aan fotogeniek en exotisch Cuba en Del Toro misschien beter had kunnen blijven acteren, springen de filmpjes van Gaspar Noé en Elia Suleiman er echt uit. Eeuwig enfant terrible Noé (Irréversible, 2002 en Enter the Void, 2009) filmde in zijn herkenbare upbeat rode flitslichtstijl een zelfbedacht exorcismeritueel om een tienermeisje te genezen van haar lesbische neigingen. Suleiman is zoals we uit zijn werk (Divine Intervention, 2002 en The Time that Remains, 2009) gewend zijn, de hoofdpersoon van zijn eigen film: deadpan als de Palestijnse Buster Keaton maakt hij ons deelgenoot van zijn verwondering over de nadagen van een regime. De politiek van de slapstick.
Ontluikende lesbische tienerliefde, een nachtelijk Afro-Cubaans ritueel ("maar dan zonder dierenoffers, want ik ben een beetje fobisch voor geslachte kippen"), ook Noé maakte gewoon de film waar hij zin in had: "Ik had misschien een synopsis van tien regels ingeleverd. Heel intuïtief. Maar uiteindelijk bleek het allemaal te kloppen met de realiteit. En ik had iets bedacht wat makkelijk en snel te draaien was. Dat was maar goed ook. Want toen ik eindelijk in Cuba arriveerde was het geld op. Het was shockerend om te merken hoe lesbofoob men in Cuba was. Homoseksualiteit is al tamelijk taboe, maar twee vrouwen was al helemaal het toppunt. Dat leverde nog de nodige problemen op bij de casting. Uiteindelijk kon er één kus gedraaid worden. Maar die moest er dan ook meteen in één take opstaan."

Arabische Lente
Elia Suleiman had aanvankelijk niets met Cuba. Geen vader die met het Castroïsme flirtte, geen nostalgische gevoelens bij verroeste Amerikaanse sleeën. Gewoon niets. Geen beeld. Geen projectie. "Dat komt", zegt hij, "en dat is natuurlijk maar een gedeeltelijke waarheid, doordat ik er niet van hou om me voor te bereiden. Ik wil niet op de wereldkaart kijken. Ik hou van toevallige ontmoetingen. Als ze fascinerend zijn. Wat in het geval van Cuba niet zo was. Het eerste wat ik zag toen we daar aankwamen was het zoveelste checkpoint, nou geloof me, die heb ik in Israël genoeg gezien. En daar hebben we tenminste nog moderne checkpoints. In Cuba is alles archaïsch." Hier moet je dan wel even zijn droge vertelstem en weggedoken pretogen bij denken: "Natuurlijk is dit alles maar liegen tussen de regels door."
"Mijn tragiek", vervolgt hij, "is dat toen ik naar Cuba zou vertrekken de zogenaamde Arabische Lente aanbrak. Dat heb ik dan weer. Heb ik een keer de kans om deel uit te maken van de geschiedenis, zit ik in het vliegtuig naar de andere kant van de wereld.
"Ik was in Cuba tegelijkertijd met Laurent Cantet, die als een brave schooljongen precies wist wat hij wilde en waar hij naar op zoek was. Dus terwijl hij elke dag op pad ging om te doen wat hij wilde doen, zat ik in de tuin van het hotel drankjes te drinken die ik niet wilde drinken en veel te veel sigaretten te roken. Het probleem met dit soort films voor mij is dat ze je dwingen om de blik naar buiten te richten. Maar mijn films gaan altijd over een meer innerlijke reis. Bovendien was de productie een zooitje. Je zat met een stelletje heel ambitieuze onervaren producenten die zeven heel verschillende regisseurs bij elkaar moesten houden. Toen ik zei dat ik beelden van Castro wilde gebruiken barstte de hel los. Uit angst. Niet eens uit onwil. Maar er was zoveel druk van buiten. Terwijl ik dacht dat ’t een makkie zou zijn. Je ziet die man de hele dag op televisie. Hij is het enige wat je op televisie ziet. Dus waarom zou je hem niet in een film mogen gebruiken?"

Dana Linssen