The Straight Story

Typisch Lynch, die empathie

The Straight Story

Ter ere van het 25-jarig jubileum wordt The Straight Story van David Lynch opnieuw uitgebracht. De film wordt vaak bestempeld als de meest ‘atypische Lynch’. Terecht?

Geen mysterie, nachtmerries en ellende, geen bovennatuurlijke demonen of kwaad dat opborrelt onder het keurige oppervlak van Amerikaanse buitenwijken. Toen The Straight Story in 1999 werd uitgebracht, reageerde de wereld tamelijk verbaasd. Was deze lieflijke film over een oude man (prachtrol van Richard Farnsworth) die op zijn slome tractor honderden kilometers door Amerika trekt om zijn zieke broer te bezoeken écht een film van David Lynch, de regisseur van Blue Velvet (1986), Twin Peaks (1990-91) en Lost Highway (1996), producties die bol stonden van surrealistische duisternis?

Lynch benoemde dat zelf ook, na de première in Cannes: “Ik denk dat je kan zeggen dat dit heel iets anders is dan de dingen die ik hiervoor heb gedaan.” En in een interview met Filmkrant destijds: “Vergelijk me met Elvis Presley, die op een dag ‘Love Me Tender’ ging zingen.”

The Straight Story is inderdaad de ‘Love Me Tender’ van Lynch’ oeuvre, als behoorlijk rechtlijnige, haast ‘simpele’ film. Wie enige rot verwacht onder het oppervlak, komt bedrogen uit: hoofdpersoon Alvin is geen man van nachtmerries, daarvoor heeft hij al te veel gezien en meegemaakt. Hij wil gewoon zijn broer zien.

Misschien is het Lynch-gevoel er hooguit in de openingsscènes, als de muziek van vaste componist Angelo Badalamenti tóch even een associatie oproept met zijn droef-­sinistere composities voor Twin Peaks. En als Lynch langzaam inzoomt op een raam, denken we onwillekeurig toch dat er iets gruwelijks staat te gebeuren. Maar het leed is betrekkelijk klein: Alvin is gevallen, tot grote ontzetting van dochter Rose (Sissy Spacek).

Los van die momenten is The Straight Story vooral helder, optimistisch en lieflijk. Best wonderlijk, aangezien Lynch toch vooral wordt geassocieerd met termen als ‘surrealisme’, ‘duisternis’ en ‘onheilspellend’. Maar wat daarbij vaak wordt vergeten, is dat het werk van Lynch daarnaast wordt gekenmerkt door een diep gevoelde empathie met zijn personages. Lynch is in de kern een romanticus, alleen belanden zijn personages vaak in werelden of situaties waarin liefde en goedheid niet genoeg zijn.

The Straight Story wordt door de logica van de plot gezien als een buitenbeentje in het oeuvre van Lynch, maar in die empathie verschilt de film heus niet zoveel van zijn eerdere werk. Het verschil is vooral dat die empathie hier meer aan het oppervlak ligt en de personages gevrijwaard blijven van al te veel corrumperende invloeden. In andere Lynch-films moet je wat langer door het doolhof dolen om die emotionele laag te vinden, maar uiteindelijk schuilt in al zijn films een straight story.