Ziad Doueiri over L’insulte

Een kleine burgeroorlog

De christelijke Tony en de Palestijnse Yasser komen lijnrecht tegenover elkaar te staan in hedendaags Beiroet, met een mediacircus en rellen tot gevolg. Regisseur Ziad Doueiri: “Ze zoeken allebei genoegdoening voor iets veel groters.”

“Ik heb een enorm talent ontwikkeld om mensen te beledigen”, lacht regisseur Ziad Doueiri. De ervaring in het groepsgesprek op het filmfestival van Venetië, daags na de première van Doueiri’s vierde speelfilm L’insulte, is anders: daar manifesteert de van oorsprong Libanese regisseur zich als een charismatisch verhalenverteller, die moeiteloos de ene na de andere groep journalisten om zijn vingers windt.

Maar de heftige belediging waarmee L’insulte opent, de sneeuwbal die een lawine aan raciaal en religieus gemotiveerd geweld teweegbrengt, onttrok hij wel degelijk aan zijn eigen leven in Beiroet. “Ik stond op het balkon mijn planten water te geven en morste per ongeluk water op een man die beneden stond. Hij schold me uit; ik herkende zijn Palestijnse accent en reageerde met het allerergste dat je tegen een Palestijn kan zeggen: ‘Ik wou dat Sharon jullie allemaal uitgeroeid had.’ Mijn vriendin riep me toen tot de orde, want dat gaat veel verder dan een belediging. Dus ik zocht die man op om me te verontschuldigen, maar hij kon dat niet accepteren — hij kon me niet eens aankijken.”

Burgeroorlog
In de film zijn het de christelijke, opvliegende Toni (Adel Karam) en de van oorsprong Palestijnse aannemer Yasser (Kamel El Basha) die tegenover elkaar komen te staan. Alleen gaat Yasser nog iets verder dan Doueiri’s slachtoffer in het echt: hij verkoopt Tony een klap. Zo begint een almaar escalerende keten van oorzaak en gevolg, waarbij het al snel over meer gaat dan een burenruzie, en ruime hoeveelheden zout in de open wonden van de Libanese burgeroorlog terechtkomen.

“De film gaat niet over de burgeroorlog; die eindigde in 1990”, vindt Doueiri. “De film staat in het heden, het gaat over de nasleep. Toni en Yasser eisen beiden verontschuldigingen van de ander voor een relatief klein vergrijp, maar in feite zoeken ze genoegdoening voor iets veel groters.”

Wanneer Tony en Yasser in de rechtbank tegenover elkaar komen te staan, draait hun zaak uit op een mediacircus en rellen in de stad. “Al op een vroeg moment besloot ik dat het deels een rechtbankdrama zou worden. Drama heeft conflict nodig, en in de rechtbank staan de partijen vanzelf tegenover elkaar, dus wordt het conflict centraal gezet. Mijn moeder is advocaat en ooms van me zijn rechters in het hooggerechtshof, dus de taal van het recht voelt voor mij heel vertrouwd.”

Hybride
L’insulte draagt de sporen van Doueiri’s eigen geschiedenis. Dat de regisseur films leerde maken in Amerika, bepaalt de stijl: vaardig verteld maar ook wat bombastisch, uitleggerig en met opdringerige muziek. Tegelijk is het cultureel een mengvorm van de Arabische locatie en een Europese politiek — zoals ook Doueiri zelf inmiddels zijn tijd verdeelt tussen Libanon en Frankrijk.

“Ik heb drie culturen, drie paspoorten zelfs: ik groeide op in Libanon, woonde vervolgens vijftien jaar in Amerika en leef nu het grootste deel van de tijd in Frankrijk. Het is een hybride bestaan, maar ben ik daardoor ook een hybride mens? Maak ik hybride werk? Ik weet het niet.”

Die mix is juist ook waar de hoop in de film vandaan komt. “Niemand heeft het alleenrecht op lijden”, wordt in de film gezegd en dat lijkt ook de belangrijkste boodschap die Doueiri de kijker mee wil geven. Niet dat de regisseur zelf zijn beledigende aard direct onder stoelen of banken gaat steken: “Ik ben blij dat ik die Palestijn heb uitgescholden — anders had ik deze film niet gemaakt!”