Boeken: Ishiro Honda

Ode aan een Monstermaker

Godzilla (1954)

Een voortreffelijk boek over Ishiro Honda, maker van de onver­woestbare klassieker Gojira (Godzilla), is een ontroerende ode aan de regisseur wiens humanisme z’n wortels heeft in de Tweede Wereldoorlog.

In 1945 vielen Amerikaanse atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki, waarna het keizerrijk capituleerde. De aanvallen kosten 250.000 mensen het leven en jarenlang zouden als gevolg van de radioactieve straling duizenden mensen overlijden.
Negen jaar later verscheen Gojira in de Japanse bioscopen. De sciencefictionfilm, in contrastrijk zwart-wit geschoten en voorzien van een uitgesproken duistere en realistische sfeer, beschreef hoe Amerikaanse nucleaire tests het voorwereldlijke monster Gojira uit de diepzee oproepen. Het reusachtige beest komt in Japan aan land en maakt in een veertien minuten durende scène Tokio met de grond gelijk, waarbij hij radioactieve golven over de stad uitspuugt.

Gojira werd een onverwacht en doorslaand succes in Japan. En later ook in de VS, waar Godzilla, een nieuw gemonteerde versie met de Amerikaanse acteur Raymond Burr, werd uitgebracht door Joseph E. Levines Embassy Pictures. Levine verdiende een fortuin door de film met een uitgekiende campagne als een moderne King Kong aan de man te brengen. In Japan sloeg de regisseur van Gojira de enorme hype met stille verwondering gade. Zijn naam was Ishiro Honda.

Wandelende schimmels
Het voortreffelijke boek Ishiro Honda: A Life in Film, From Godzilla to Kurosawa beschrijft nauwgezet hoe Gojira voor Honda (1911-1993) het begin betekende van een lange loopbaan in de genres kaiju eiga (monsterfilm) en sciencefiction. Geholpen door special-effectspionier Eiji Tsuburuya maakte Honda tientallen films van wisselende kwaliteit, waarin monsters als Gorath, Mothra en Ghidorah het tegen Gojira opnamen, en soms zelfs allen tegelijk verwikkeld raakten in epische veldslagen zoals in Destroy All Monsters (1968). De enige film die net zo duister bleek als Gojira was de psychedelische horrorfilm Matango (1963), waarin schipbreukelingen verslaafd raken aan paddenstoelen die hen intense hallucinaties schenken. De make-up van deze zombies, die in een soort wandelende schimmels veranderen, was zó aanstootgevend dat de censuur bijna optrad. Men vond ze te veel lijken op de verminkte slachtoffers van Hiroshima en Nagasaki.

De oorlog in China en de catastrofes in Japan achtervolgden Honda zijn leven lang: hij diende er als militair en zag afschuwelijke taferelen. Als filmmaker zag Honda zich geroepen metaforen over en waarschuwingen tegen de oorlog in al zijn films te verwerken. De manier waarop hij dat in Gojira deed, heeft hem eeuwige roem gebracht. De film is nu eindelijk, ook dankzij een bluray-uitgave van Criterion, aanvaard als een belangrijk onderdeel van de Japanse filmgeschiedenis en bezet er in een nationale filmlijst een toppositie, vóór klassiekers van Ozu en Mizoguchi.

Auteurs Ryfle en Godziszewski keren in hun boek voortdurend terug naar de thema’s die Honda na aan het hart lagen en houden een overtuigend pleidooi voor ’s mans indrukwekkende humanisme, dat ondanks de soms bespottelijke monsters en de restricties die zijn broodheren van de Toho-studio hem oplegden, als een rode draad door zijn oeuvre bleef lopen.

Minder bekend is Honda’s lange en innige vriendschap met Akira Kurosawa. De keizer van de Japanse cinema, die Honda al voor de Tweede Wereldoorlog leerde kennen, hield nooit op de enorme talenten van zijn beste vriend te prijzen en het boek maakt duidelijk dat Honda een grote vinger in de pap had bij het maken van Kurosawa’s laatste meesterwerk, het zinsbegoochelende Ran (1985). De interviews in het boek brengen een ontroerende ode aan de immer bescheiden en onzelfzuchtige Honda, waaronder prachtige citaten van Kurosawa, die verpletterd was door de dood van zijn beste vriend en nachtenlang bleef rouwen naast het ontzielde lichaam.

Maar de treffendste uitspraak is misschien wel die van regisseur John Carpenter, die Godzilla op zijn achtste zag: “Iets in de film vervulde me met een sombere angst — niet het gigantische, vuurspuwende monster dat Tokio verwoestte, maar de algehele toon, een onderliggend verdriet, een gevoel van rouw en afschuw.” Beter kan je Honda’s beste kaiju eiga niet omschrijven.

Ishiro Honda: A Life in Film, From Godzilla to Kurosawa | Steve Ryfle en Ed Godziszewski | Wesleyan University Press, 2017 | 324 blz

Geschreven door Mike Lebbing