Viktor van der Valk over Nocturne

‘Er moet een ziel in zitten’

Viktor van der Valk

Het cinefiele plezier spat van het scherm in Nocturne, het knetterende speelfilmdebuut van Viktor van der Valk. “Als de formule het uitgangspunt is, kan er nooit iets authentieks ontstaan.”

‘Een zoektocht onder artistieke leiding van Viktor van der Valk’, zo noemt de film Nocturne zichzelf in de openingstitels. Het geeft direct de tweestrijd aan die de film een goed deel van zijn tomeloze energie geeft: tussen de controle waaraan de term ‘artistieke leiding’ refereert, en het onzekere van ‘zoektocht’. Ook filmmaker Alex, de hoofdpersoon van de film (of misschien de persoon in wiens hoofd de hele film zich afspeelt) worstelt met datzelfde dilemma.

“Het begon met mijn eigen worsteling”, vertelt Van der Valk op een Amsterdams terras, op de eerste stralend zonnige dag van de lente. Zijn energie is al even ongebreideld als die van de film: net als in Nocturne buitelt in ons gesprek een constante stroom gedachten en verwijzingen over elkaar heen. “Het begon met mijn vraag hoe ik me in godsnaam moet verhouden tot die twee realiteiten waarmee ik leef: de ene die zich voor mijn ogen afspeelt, en de andere die achter mijn ogen schuilgaat, een realiteit van verbeelding en film en fantasie. Die twee leken op dat moment in mijn leven niet met elkaar te rijmen.”

Die dualiteit is in feite waar de hele film uit voortknettert. “Absoluut, dat en allerlei andere tegenstellingen. Het gevecht tussen de cultuurindustrie en authentieke kunst, of de strijd met mijn eigen ego, of de dualiteit tussen mijn liefde voor film en mijn haat voor film. Op een gegeven moment ontstond echt een overkill aan inspiratie en ideeën. Ik heb me enorm verzet tegen ‘het verhaal’, zonder het verhaal ooit echt serieus genomen te hebben. Dat is iets waar je de film op aan kan vallen, maar ook iets waar je de film om kan bewonderen. En daar ben ik zelf misschien ook nog niet uit. Mijn interesse zal nooit liggen in alleen maar een verhaal vertellen, film moet altijd iets meer zijn. Maar ik zie nu wel dat het de moeite waard is om het verhaal serieus te nemen – om het vervolgens weer los te kunnen laten.”

Hoe serieus moet ik het nemen als je zegt het verhaal nooit helemaal serieus te hebben genomen? Nocturne heeft misschien geen klassieke structuur, maar er is natuurlijk wel degelijk zoiets als een spanningsboog. “Haha, absoluut.
Daar komt die dualiteit weer om de hoek. Ik kan er niet omheen, ik ben óók opgegroeid in die cultuurindustrie, iets daarvan zit zó diep in me geworteld. Toen ik zes was en mijn eerste filmpjes maakte, was dat iets met pistolen, snap je? Maar ik wil in ieder geval laten zien dat het gewoon een conventie is, een trucje. Die formule moet niet het uitgangspunt zijn, want dan kan er niets authentieks ontstaan. Adorno zei dat, waar in het animisme de dingen een ziel krijgen, de industriële beschaving van de ziel een ding heeft gemaakt. Dat is iets wat ik absoluut wil voorkomen, zowel in mijn menszijn als in mijn films. Er moet een ziel in zitten.”

De zoektocht van Alex is dus ook je eigen zoektocht. Waar lag die grens? “Het is grappig: telkens als mensen me vragen of de film autobiografisch is, heb ik de behoefte om te zeggen: ‘Nee, dat is niet zo.’ Maar om eerlijk te zijn is het natuurlijk wél zo. Waarom zou ik mijn ervaringen niet gebruiken, want ik ken ze heel goed. Alles wat herkenbaar aanvoelt probeer ik te grijpen en te gebruiken.”

Je gebruikte eerder het woord ‘verbeelding’. Dat omvat eigenlijk twee dingen: verbeelding als in fantasie, maar ook ver-beelding, het tot beeld maken van die fantasie. “En er is nóg iets: buiten de verbeelding als fantasievorm is het ook het vermogen om als toeschouwer zelf aan de haal te gaan met wat je ziet. Dat is iets waar ik graag een beroep op doe. Omdat ik het publiek serieus wil nemen – ik geloof in jullie ziel. Ik hoop dat ik uit­nodig tot een dialoog, en tot een vólgende verbeelding, dat is voor mij eigenlijk het meest interessant.”

Zoals je zelf ook eerst toeschouwer was van Godard, en Fellini, en al die andere makers naar wiens beelden je in Nocturne zo scheutig verwijst. “Het is niet dat al die verwijzingen in de film zitten enkel óm te verwijzen. Ik heb geprobeerd zo eerlijk mogelijk mijn binnenste te verfilmen, en dat bestaat nu eenmaal uit heel veel filmverwijzingen. Voor mij is het vanzelfsprekend dat je als filmmaker probeert te bestuderen wat je vak precies is. Daar hoort bij dat je terugkijkt naar het verleden, naar waarom die meesters de tijd hebben overleefd. Ik wil absoluut niet prediken dat vroeger alles beter was – er was toen óók een hoop shit, en er worden nu ook hele mooie dingen gemaakt. Maar misschien is er in wat er ooit is geweest wel iets heel unieks verloren gegaan.”

En als we het omdraaien – waarvan zeggen we over dertig jaar: ‘Dat is typisch Viktor van der Valk’? “Dat vind ik heel moeilijk om te zeggen over mezelf. Maar ik kan wel zeggen waar ik trots op ben in mijn films, en dat is een zekere muzikaliteit. Daar toets ik scènes ook echt op. Dat zit in het spel van de acteurs, in de decoupage, in de opeenstapeling van scènes, het ritme in de film. Ik hoop dat die muzikaliteit iets is dat ik door blijf ontwikkelen en meeneem naar mijn volgende films. Ik heb nog een heel lange weg te gaan, laat dat vooropstaan, maar ik wil me op een gegeven moment wel meten met die grootheden. Dat klinkt arroganter dan ik het bedoel, maar dat is wel het doel: om uiteindelijk in ieder geval één keer in mijn leven dat niveau aan te tikken.”

Mis je die ambitie in de Nederlandse filmwereld? “Zo streng wil ik niet zijn, ik ben er niet op uit om over anderen te oordelen. Maar ik las net dat er nu ook een manifest is geschreven door de cameramensen, en het is heel goed dat die discussie wordt gevoerd. De verzakelijking van de geest proef ik overal, we zijn met zijn allen onderdeel geworden van die cultuurindustrie – het Filmfonds en de productiehuizen, maar ook ikzelf. Als wij al zo zakelijk omgaan met onze kunst, hoe kan er dan nog enige spontaniteit ontstaan? Ik wil die kaders opengooien, die verantwoordelijkheid leg ik mezelf als maker op, en ik heb het gevoel dat meer mensen om me heen daarmee bezig zijn.”

Ik heb inderdaad ook het gevoel dat er iets in de lucht hangt. Als ik Nocturne naast de recente films van bijvoorbeeld Ena Sendijarevic, Guido Hendrikx, Rosanne Pel en Morgan Knibbe leg, zie ik een groep makers die op een vergelijkbare cinefiele en strijdbare manier naar de wereld kijken. Voel je zelf een verwantschap? “Zeker, veel van hen ken ik ook goed. Wij vragen ons soms ook wel af: hoe kunnen we daar iets mee? Als je naar die beroemde filmbewegingen kijkt, van Dogma tot de Nouvelle Vague en de Roemeense new wave, die komen nooit vanuit één individu. Het zijn meerdere makers bij elkaar met eenzelfde manier van denken, die tegen iets aan zijn gaan schoppen of samen een andere bril op hebben gezet. Dat inspireert me.”

Dus dan is de vraag: waar zet deze Nederlandse golf zich tegen af? Wat is de gemene deler? Of is het onze taak als critici om daarover na te denken? “Dan kom ik weer terug bij Adorno. Die zei ook dat kunstenaars en critici niet zonder elkaar kunnen. Alleen samen kunnen ze de wereld áchter de films zien.”