Ena Sendijarević over Take Me Somewhere Nice

'Echte eerlijkheid is het afbreken van een beeld'

Ena Sendijarević. Foto: Imke Panhuijzen

Take Me Somewhere Nice van Ena Sendijarević dingt mee in de Tiger-competitie van het IFFR. De filmmaker arriveerde op haar zevende in Nederland, op de vlucht voor de oorlog in voormalig-Joegoslavië. “Het is interessanter om te vragen met welke plekken we ons verbonden voelen, dan te vragen waar we vandaan komen.”

Als je een tijdje met Ena Sendijarević (1988) praat, besef je dat haar speelfilmdebuut niets anders dan een roadmovie had kunnen zijn. Als filmmaker maar ook als mens is Sendijarević in transit, onderweg tussen vaste punten, zoekend, onderzoekend. Het is een levenshouding, vertelt ze eerder deze week in de lobby van het Rotterdamse Hilton: ze is graag onderweg. Nadenken over identiteit en cultuur is een vanzelfsprekendheid en misschien ook wel een noodzaak, sinds ze op haar zevende met haar ouders vanuit Bosnië naar Nederland kwam, op de vlucht voor oorlog. Welke cultuur bepaalde wie ze is, voor zover cultuur dat doet? Hoe? En hoe steken die culturen eigenlijk in elkaar? Typisch voor Sendijarević is dat ze al die zaken door een komisch-absurde lens bekijkt, met tegelijk een scherp gevoel voor de tragedie die zich daarachter verbergt.

Haar derde kortfilm Import, over een jong Bosnisch gezin dat anno 1994 in Nederlands dorp terechtkomt, werd in 2016 geselecteerd voor de Quinzaine des Réalisateurs in Cannes. Take Me Somewhere Nice is Sendijarevićs speelfilmdebuut en is in de race voor een Tiger Award op het International Film Festival Rotterdam. De film volgt de reis van de eigengereide jonge Alma, die vanuit Nederland in de zomerhitte van Bosnië arriveert om haar vader in het ziekenhuis te bezoeken. Ze heeft hem al lang niet gezien en ze weet eigenlijk ook niet wat ze hier te zoeken heeft. Laat staan te vinden. Take Me Somewhere Nice is vanaf juni in de Nederlandse bioscopen te zien.

Ik las ergens dat u de draaiperiode soms zwaar vond. Waarom? “Een onderdeel van de film is het onderzoeken van de relatie tussen de migrant en het thuisland. Dat is een gecompliceerde relatie. Ook voor mij. Toen we in Bosnië filmden, was ik hypergevoelig voor wat ik om me heen zag. Sommige dingen waren moeilijk te verteren.”

Zoals wat? “De sociale ongelijkheid. De ongelijkheid tussen Nederland en Bosnië. Hoe mensen daar moeten zien te overleven. Het verschil eigenlijk tussen west en oost. Het westerse privilege. Mijn eigen bevoorrechte positie.”

Het schuldgevoel? “Het schuldgevoel ja. Uiteindelijk zijn we allemaal hetzelfde: ongelijkheid zien doet ons allemaal pijn. Niet alleen de mensen die aan het kortste eind trekken. Soms denk ik dat zelfs de politici die mensen in voormalig-Joegoslavië vanwege etnische verschillen tegen elkaar hebben opgezet en zo de oorlog hebben veroorzaakt, daar ongelukkig mee zijn. Maar misschien is dat wensdenken.”

Even een vraag met een omweg. Toevallig spreek ik hier straks de Braziliaanse maker van A noite amarela (2018). Dat is ook een film over de overgang van jeugd naar volwassenheid. Hij noemt het zelf een spirituele slasher. Niet omdat er bloed vloeit, maar omdat de toekomst duister is. Nu in Brazilië een fascist aan de macht is en de toekomst voor veel mensen bedreigend wordt, voelt die film nog actueler en urgenter. Als u in Brazilië had gewoond, had er dan ook een komische dimensie in de film gezeten? “Ik zie het niet als komisch, maar als absurd. Dat is een groot verschil. Soms schrijft iemand dat ik met deze film iets grappigs wilde maken over een zwaar onderwerp. Zo zit het niet. Überhaupt in cinema wordt dat beschreven als een aanbeveling: dat een film luchtig is. Dat hoeft helemaal niet. Ik hou ook van films die gitzwart zijn. Mijn idee was dus niet: laten we het wel even grappig houden. Ik wilde de absurditeit van de situatie onderstrepen en laten zien dat de wereld die ik neerzet een constructie is. Dat is Brecht: laten voelen dat de film een construct is, dat de wereld dus een construct is en dat die wereld dus veranderd kan worden.
“Sociaal-realistische films dragen de impliciete suggestie dat ze de realiteit laten zien. So ist es. Alsof de wereld uit steen gehouwen is, een onvermijdelijkheid, in plaats van iets wat je kunt kneden. Want dat is denk ik toch het doel van cinema, om de wereld te veranderen. Ik gebruik humor om afstand tot de film te creëren, waardoor mensen hopelijk gaan nadenken over wat ze zien. Niet zozeer over Bosniërs of over migranten. Ook over je eigen materialistische bubbel: Alma is vanaf scène één bezig met welke jurk ze moet kopen. In de laatste scène is er meer contact met de natuur. Daar eindigt de film ook, aan zee. Haar vriendje zegt: ik wil een groot huis en veel geld. Dat is voor veel mensen het hoogst haalbare. Ik hoop dat kijkers voelen: nee, dat klopt ook niet. Waar slaat het eigenlijk op?”

Is materialisme in Bosnië onder jongeren meer nog een ideologie dan hier? “Bosnië heeft natuurlijk een vreemde relatie tot bezit, omdat bezit in het communistische Joegoslavië bijna taboe was. Toen het communisme verdween, ontstond een extreem materialisme. Nu zie je dus inderdaad dat hoe meer je hebt en hoe je meer je dat etaleert, hoe fantastischer mensen je vinden. De cultuur heeft in die zin een moeilijke positie in Bosnië. Ik wilde met de film ook opkomen voor onze menselijkheid. Een gevecht aangaan met die overheersende materialistische waarden.”

U woont zowel in Amsterdam als Berlijn. Voelt het als altijd onderweg-zijn? Voelt u zich ergens geworteld? “Ik ben vaak onderweg, dat vind ik ook leuk. Een schrijfster zei ooit: ‘Don’t ask where I’m from, ask where I’m local.’ In die gedachte heb je verschillende plekken op de wereld waar je naar terug kunt keren, waar je een verbinding mee aangaat. Verschillende plekken hebben verschillende atmosferen. Op sommige plekken voel je je beter dan op andere. Op sommige plekken gedij je beter dan op andere. Het is dus interessanter om elkaar te vragen met welke plekken we verbindingen hebben dan te vragen waar we vandaan komen.”

Ik doel ook op een soort transit-modus, op een leven dat altijd onderweg is. Is het een voordeel als filmmaker om van buiten naar culturen te kunnen kijken? “Ik ben niet de eerste en niet de laatste schrijver die reist. Het is bijna een cliché. Reizen stelt je in staat om het overzicht te krijgen over waar je je bevindt. Ik denk dat ik ook anders naar Nederland kijk sinds mijn carrière internationaler is geworden.”

Take Me Somewhere Nice

U zei ergens: ‘Ik snap niet zo goed dat filmmakers het casten uit handen geven omdat dat de klei is waarmee je werkt.’ Kunt u überhaupt zulke dingen loslaten? De locaties in uw film zijn bijvoorbeeld ook heel belangrijk. Net als het ritme en de atmosfeer die in de montage gecreëerd worden. “Ik heb wel met een castingbureau gewerkt, maar ik begrijp alleen niet dat sommige filmmakers de casting helemaal over kunnen laten aan een castingbureau. Dat zijn dingen die ik zelf wil doen. Ook bij de selectie van de figuranten ben ik betrokken. De acteurs en figuranten zijn niet alleen de klei waarmee ik werk, ik maak er elke scène opnieuw een schilderij mee. Zo voelt het voor mij als we op de set staan. Dat maakt het spannend, want zoiets kan alleen maar ter plekke gebeuren. Dat je denkt: ‘Nee, die figurant kan echt niet’.”

Waarom zou een figurant ‘echt niet kunnen’? “Dat is dus superinstinctief. Voor mij zijn het momenten van overgave waarop ik me realiseer dat ik ook maar in dienst sta van het project. Ik werk heel graag samen met getalenteerde mensen. Dat is hoe je naar een hoger niveau komt. Als ik deze film in mijn eentje had gemaakt, was het geen goeie film geweest.”

Ik las een interview waarin u Camus citeert: ‘Any honest attempt of autobiography is self destruction.’ Vervolgens zei u dat je als maker naar je eigen duistere kanten moet durven kijken. “Als je eerlijk in de spiegel kijkt, dan zie je dingen die je zelf lelijk vindt. Dat is zelfdestructie: echte eerlijkheid is het afbreken van een beeld.”

In From Caligari to Hitler schreef Siegfried Kracauer dat een aantal films in Weimar-Duitsland de opkomst van het fascisme en de hang naar een dictator voorspelden. Ziet u film ook zo: een kunst die onzichtbare krachten in de samenleving kan reflecteren? “Ja, maar daar wil ik een citaat van Robert Bresson tegenover zetten, die dit zei over de taak van cinema: ‘Make visible what, without you, might perhaps never have been seen.’ Ik bekijk het iets meer vanuit het perspectief van de filmmaker: wat kan ik maken dat anders niet gemaakt zou worden? Wat kan ik toevoegen?”

Als u moet kiezen tussen Bressoniaans minimalisme of Lynchiaanse barok? “Ik voel me verwant met beide makers. Bresson heeft een precisie die je bij geen enkele andere filmmaker tegenkomt. Zijn films zijn een religieuze ervaring, een zoektocht naar waarheid. Lynch is speelser. Dat is een spoor waar ik ook op zit, want in spelen schuilt iets wezenlijks menselijks.
“Je ziet het aan mensen die het contact daarmee kwijt zijn, die zijn een beetje gestorven. Dat is ook het ding met cinema: het moet leven. Je ziet meteen wanneer een film dood is. Ik kan er ook niet naar kijken, dan moet ik naar buiten. Copy-paste-achtige formulefilms. Films die niet meer openstaan voor de wereld. Dat is waarom ik in de montage soms hele scènes eruit gooi. Gelukkig kun je een film altijd meerdere keren maken: bij het schrijven, bij het filmen en in de montage. Ik zie dat echt als herkansingen.”

Wat is een mooi voorbeeld van levende cinema? “Ik moet denken aan de tentoonstelling over Jan Švankmajer in Eye. Of Švankmajer überhaupt. Zijn werk sprankelt. Het laat me al mijn voorgeschreven emoties of ingebakken denkbeelden loslaten. Mensen zijn veel groter en vrijer dan we onszelf soms vertellen. Films ook. Daarom heb ik soms moeite met het aanvragen van financiering voor filmplannen. Omdat je dan moet uitleggen wat een film is. Ik snap dat het nodig is, maar het werkt ook beperkend: een vrij idee, een open gedachte wordt dan een gesloten systeem. Oh, een film over migratie. Oh, een komedie. Maar een film is nooit één van die dingen. Films moeten nieuwsgierig zijn, zich verwonderen. Het is eigenlijk dezelfde strijd die je met jezelf voert als je ouder wordt: open blijven staan, nieuwsgierig blijven, je blijven verwonderen. Als je die strijd niet aangaat, ga je richting de dood.”

Sowieso gaan we richting de dood. “Nee, dat denk ik dus niet, dat we sowieso richting de dood gaan. Ik moet aan Hannah Ahrendt denken, die de vraag stelde: is het leven een weg richting de dood of is het een weg van continue wedergeboorte?”

Mijn verwondering is enigszins geknakt door de haat en de angst die de laatste tijd nogal breed worden uitgedragen. “Helemaal mee eens. Het openbaar debat is vergeven van angst en totaal gepolariseerd. Als maker heb je de verantwoordelijkheid, zeker als het gesubsidieerd werk is, om iets te verbeteren in de wereld. Daarom heb ik voor deze vorm gekozen, met die licht-absurde ondertoon. Je kunt laten zien dat het allemaal heel erg is, maar dat kan ervoor zorgen dat mensen nog meer in die angst schieten. Ik twijfel of je mensen zo in beweging krijgt. Als we helemaal in die angst gaan zitten, dan maken we de verkeerde beslissingen.”

De Telegraaf had dit weekend een paginagroot artikel ‘Red de Stamppot’. “Hilarisch.”

Ik ben wel eens bang dat verhalen, films, kunst waar wel waarheid en wijsheid in zit, juist niet de mensen bereiken die denken dat de stamppot bedreigd wordt. “Dus de vraag is dan: hoe bereiken we die wel? Cinema moet niet op een intellectueel eilandje gaan zitten. Ik weet niet hoe toegankelijk mijn film is, maar de personages zijn voor veel mensen herkenbaar. Ik hoop dat de film visueel ook uitnodigt. Na afloop van een Q&A kwam iemand uit het publiek naar me toe en zei: ‘Weet je waar jouw film over gaat? Over de moord op cultuur.’ En ik zie dat ergens wel: mijn personages zijn verdwaald in die materialistische bubbel waar ik het eerder over had. Maar ze verlangen wel naar cultuur. Ook al weten ze zelf niet dat ze het missen.”