Rolf van Eijk over My Foolish Heart

De Chet Baker achter het masker

Rolf van Eijk

Rolf van Eijks eerste bioscoopfilm My Foolish Heart toont de laatste dagen van jazzlegende Chet Baker, die berooid en eenzaam in Amsterdam aan zijn einde kwam. ‘Ik ben ervan overtuigd dat Chet geen liefde kon ervaren.’

Het was bijna te mooi om waar te zijn, zegt Rolf van Eijk (1983) aan de vooravond van het Nederlands Film Festival, waar zijn Chet Baker-moordmysterie My Foolish Heart later die week in première gaat. Al jaren luisterde de regisseur naar de muziek van de Amerikaanse zanger en trompettist, toen hij er acht jaar geleden per toeval achter kwam dat Baker in Amsterdam het leven liet. “Ik bladerde eens door een biografie en las het verhaal van zijn val uit een hotelraam. Hij had lange tijd op straat gelegen, want de mensen dachten dat hij een slapende junk was. Dat beeld van die verschrompelde jazzlegende in Amsterdam kreeg ik niet meer uit mijn hoofd. Het plan voor een film was geboren.”

Van Eijk zette zich in 2007 op de kaart toen zijn ‘sympathieke’ Mohammed B.-afstudeerfilm Hemel boven Holland voor het filmfestival van Rotterdam werd geselecteerd. Met zijn eerste bioscoopfilm My Foolish Heart richt hij zich op de laatste dagen van Baker, voor hij op 13 mei 1988 om het leven kwam. Van Eijk presenteert het verhaal als een neo-noir, of poëtisch detectiveverhaal. De film begint daarom niet met de jazzmuzikant zelf, maar met de Amsterdamse detective Lucas (Gijs Naber) die de letterlijk gevallen wereldster voor het hotel aantreft. Zijn zoektocht naar de aard van de val brengt hem in aanraking met de schimmige Amsterdamse onderwereld en de muziek van Baker, die Lucas op een onverwachte manier tot introspectie dwingt.

Ongeluk of opzet
Toch was het oorspronkelijke plan wel degelijk een meer traditionele biopic, legt Van Eijk de gekozen vertelstructuur uit. “Zoiets als Walk the Line over Johnny Cash. Al zou dat budgettair nooit gelukt zijn. Om het Californië van de jaren vijftig te recreëren, Chets bloeiperiode, heb je veel geld nodig. Kostuums, reizen, om over muziekrechten nog maar te zwijgen.” De filmmaker bleef daarom dichter bij huis, met het detectiveverhaal als manier om achter het masker van de legende te komen. “Chet liet niemand te dichtbij komen. Hij bleef een enigma voor iedereen met wie hij in aanraking kwam. Dat zijn dood nog altijd met mysterie omgeven is, spreekt wat mij betreft boekdelen. Het is nooit helemaal duidelijk geworden of die val nou een ongeluk betrof, of dat er sprake was van opzet. Hij had vele drugsschulden en leed aan depressies.”

Nog een reden om in Nederland te blijven, was de aankondiging van een Amerikaanse biopic, Born to Be Blue (2015) met Ethan Hawke in de hoofdrol. “Toen ik het hoorde sloeg in eerste instantie de twijfel toe. Moet ik nu wel doorgaan? Wordt dit niet twee keer dezelfde film? Mijn scenario heette toen zelfs nog hetzelfde. Ik twijfelde of ik de concurrentie aan wilde gaan met een Hollywoodfilm, maar realiseerde me uiteindelijk dat twee films over hetzelfde onderwerp helemaal niet zo vreemd is. Kijk maar naar de recente films over Hitch­cock of die over Truman Capote – dezelfde hoofdpersoon, totaal andere visies. Die andere film heeft me als het ware gedwongen trouw te blijven aan mijn originele idee.”

Engelachtig
Dat originele idee was dus Baker in Amsterdam. Een vreemde periode in het leven van de muzikant, die er toen al een bewogen bestaan op had zitten. “Chet was een natuurtalent, die bijna moeiteloos de mooiste trompetklanken produceerde. Een engelachtige verschijning, ook toen hij in de jaren vijftig tot koning van de cool jazz werd gekroond. Maar hij was ook een zorgenkindje, iemand die mensen gebruikte, en aan een levenslange heroïneverslaving leed. Toen hij in de jaren tachtig voor langere tijd naar Nederland kwam, was dat naar eigen zeggen omdat hij de mensen hier zo aardig vond. In werkelijkheid had hij het elders in de wereld verpest en stonden de Wallen in die tijd bekend als het afvoerputje van Europa. Het was er vies, schimmig en de criminaliteit tierde er welig. Een perfecte plek voor een verslaafde.”

Van Eijk liet dat jarentachtig-Amsterdam tot in detail nabouwen. ”Ik heb dagenlang in het stadsarchief van Amsterdam doorgebracht om oude stadsopnames en archieffoto’s te bekijken. Ook enkele films van Johan van der Keuken heb ik nauwkeurig bestudeerd. Dan zie je wat voor posters er in de stad hangen en hoe en waar de fietsen geparkeerd staan. Dat soort details moeten kloppen. Waarachtigheid is voor mij essentieel.” Gijs Naber zien we daarom niet met leren jack en oversized plaksnor, maar bijvoorbeeld wél langs een filmposter wandelen van het Weekend of Terror-filmfestival dat eerder dat jaar gehouden werd in Amsterdam. De Ierse rockster Steve Wall, die Chet Baker in flashbacks weergaloos gestalte geeft, beweegt zich met een omhooggeslagen kraag door rommelige cafés en schimmige achterafstraatjes. Papier en prullen fladderen er door de straten.

Manipulator
Het beeld dat My Foolish Heart van Chet Baker zelf schetst, is er een van uitersten: het schippert tussen gebroken engel en kwade genius. Omdat we vooral via de beleving van collega’s en kennissen toegang tot hem krijgen, gaat de film grotendeels ook over het effect dat Baker had op anderen. Baker de muzikant kon mensen betoveren, maar als persoon blijkt hij een manipulator en uitvreter. Zijn vrouw mishandelt hij, Simon (Raymond Thiry) een fan die hem onderdak verschaft, buit hij uit. “Die Simon is gemodelleerd naar Evert Hekkema, waarmee ik veel gesproken heb. Hij was een grote bewonderaar, maar niet van Chet als huisgenoot. Hij was nog niet binnen of hij had al Everts slaapkamer geclaimd. ‘You’re such a good person’, zei hij dan telkens, maar ondertussen wel alles bepalen in huis. Zo was Chet ook.”

Volgens Van Eijk is dat gedrag een uiting van zijn emotionele onvermogen. “Ondanks dat er ontzettend veel schoonheid en liefde uit zijn muziek spreekt, ben ik ervan overtuigd dat Chet niet in staat was om liefde te ervaren. Dat defect kon hij kwijt in zijn muziek, maar ook door agressief gedrag en drugsgebruik. Met Steve Wall heb ik daar veel over gesproken. Hoe breek je binnen bij een man met zo’n masker? Hoe kun je voorbij diens ego komen? Een van de oplossingen was om dicht op de huid te draaien. Kijk zo…” Van Eijk steekt zijn vuist vlak voor mijn hoofd. “Zodat we voorbij Chets comfortzone kwamen, maar ook dat van het publiek zelf. Hopelijk krijg je zo als toeschouwer iets meer toegang tot zijn wereldbeeld.”

Bubbel van mannelijk ego
Opvallend aan dat wereldbeeld is dat vooral vrouwen het telkens moeten ontgelden. “Chet zag vrouwen veelal als hoer of als moederfiguur. Zichzelf gelijkstellen aan een vrouw kon hij niet. In de film kampt Lucas onbewust met eenzelfde probleem, dat hij via Chets muziek onder ogen komt.” Zodoende gaat de film ook over het masculiene ego dat worstelt om vrouwen als gelijkwaardig te zien. “De jaren tachtig zijn daar wat mij betreft exemplarisch voor. Niet omdat het nu beter zou zijn, je hoeft alleen maar naar de MeToo-beweging te kijken om dat te begrijpen. Maar omdat in de jaren tachtig vrouwen voor het eerst de vruchten van de feministische beweging konden plukken. Maatschappelijk werden ze als zelfstandig erkend, niet langer in relatie tot de man. Bij Chet en Lucas zie je die worsteling om dat daadwerkelijk te begrijpen. Ze leven nog altijd in een bubbel van mannelijk ego, zodra die doorbroken wordt zijn ze hopeloos verloren.”