Nabil Ayouch over Les chevaux de Dieu

'Deze film gaat over de andere slachtoffers: namelijk de daders'

Nabil Ayouch (tweede van rechts) op de set van Les chevaux de Dieu

Les chevaux de Dieu probeert het moslimterrorisme te begrijpen vanuit een niet-Westers standpunt. Regisseur Nabil Ayouch: "Die jongens radicaliseren in de gevangenis. Je wordt geen fundamentalist door alleen maar gelovig te zijn."

De Frans-Marokkaanse regisseur Nabil Ayouch (1969) is zoon van een moslimvader en een Joodse moeder. Tijdens het Filmfestival Cannes van vorig jaar ging zijn Les chevaux de Dieu in première, een film die zich focust op de voorgeschiedenis van een zelfmoordaanslag die in 2003 in Casablanca plaatsvond. Losjes gebaseerd op het gelijknamige boek van Mahi Binedine, maar vooral op heel veel research, "alsof ik een documentaire aan het maken was".

We spraken de regisseur met een handjevol journalisten in Cannes. "Ik heb deze film willen maken als een Marokkaan. Niet vanuit het perspectief van een outsider."

Les chevaux de Dieu bestrijkt zowel productioneel als in het verhaal van de film een lange periode, en geeft veel verschillende invalshoeken de zelfmoordaanslag in Casablanca. Weet u nog wat de eerste aanzet tot de film was? "De sloppenwijk van Sidi Moumen heb ik leren kennen toen ik er in eind jaren negentig Ali Zaoua draaide, een film over straatkinderen. Na de aanslag van 2003 hoorde ik dat de daders gewone jongens uit die wijk waren geweest en niet getrainde krijgers uit Afghanistan of Irak. Dat kwam voor mij als een schok. Dus ik heb een camera opgepakt en ben er naartoe gegaan om te filmen. Ik kwam er al snel achter dat ik een fout maakte. Ik concentreerde me op de slachtoffers. Maar ik moest me op de andere slachtoffers focussen: namelijk de daders."

De andere slachtoffers? "Het waren jonge kinderen. Gehersenspoeld. Voor mij zijn dat ook slachtoffers. Ze leven zoals kinderen overal ter wereld, nemen drugs, hebben dromen van de toekomst, doen stomme dingen, komen in de gevangenis terecht. Dus ik ben me in hun levens gaan verdiepen. De film is als het ware het tegenshot van de documentaire die ik over de slachtoffers heb gemaakt. De andere kant van de spiegel. Er is ook een verwantschap met Ali Zaoua. De jongetjes uit die film hadden de zelfmoordterroristen uit Les chevaux de Dieu kunnen worden. Zelfmoordterrorisme is een uiting van wanhoop. De mensen die dat doen bereiken een punt waarop ze denken dat er voor hen geen andere uitweg is. Dat is verschrikkelijk. Er is niets wat een zelfmoordaanslag kan rechtvaardigen."

U gebruikt woorden als ‘gehersenspoeld’ en ‘wanhoop’, is het het een of het ander? "Beide. Er is niet één reden. Het is een misverstand om te geloven dat het alleen maar armoede is. Anders zouden er honderdmiljoen zelfmoordaanslagen per jaar plaatsvinden. Er is een complex aan oorzaken. Armoede is er één van. Maar wat misschien nog wel veel erger is is intellectuele armoede. Als je ergens leeft zonder theaters, bioscopen, musea en bibliotheken dan heb je geen vensters op de wereld. Beschaving betekent dat je kennis kunt maken met de verschillen tussen mensen."

Hoe vindt die hersenspoeling plaats waar u het net over had? "Er is ook nog een complex aan geopolitieke redenen. De oorlog in het Midden-Oosten, de situatie in Irak en Afghanistan. Dat is allemaal heel ideologisch geladen. Maar ik geloof vooral in de menselijke beweegredenen, de microtrauma’s waardoor mensen vatbaar worden voor ideologie.
"De gevangenis is een belangrijk moment in de film. Veel van die jongens zitten op enig moment in de bak. Dan zijn ze volkomen van de wereld afgesloten en vatbaar voor enige vorm van vaderlijke ideologie die ze wordt voorgehouden. Daar radicaliseren ze. Je wordt geen fundamentalist door gelovig te zijn."

Hoe verhoudt het begrip ‘hersenspoeling’ zich tot iemands eigen verantwoordelijkheid? "Natuurlijk. Iedereen is vrij om zijn eigen keuzes te maken. Zelfs als je gehersenspoeld bent is het voor een deel nog je eigen keuze om wel of niet mensen te gaan vermoorden. Ik probeer in deze film ook op geen enkele manier een bepaald gedrag te vergoelijken. Ik wil het hooguit begrijpen."

In de film zijn de aanslagen van 11 september 2001 een cruciaal omslagpunt. Voor die tijd waren de mensen in uw film arm, maar redden ze zich op een of andere manier. Daarna zijn ze nog steeds arm, maar staan er ook opeens mannen in de straat die roepen dat het steunen van Al Qaida een religieuze plicht is. "9/11 gaf het fundamentalisme een vrijbrief. Mensen die niks met Al Qaida te maken hadden liepen trots als een pauw rond en zeiden: ‘Kijk eens wat wij hebben gedaan! Dat kunnen jullie ook doen.’ In de film wil ik laten zien hoe iemands persoonlijke geschiedenis en de wereldgeschiedenis elkaar kunnen raken. Wat voor de situatie in Marokko verder ook nog van belang is om te weten is de dood van Koning Hassan II. Zijn zoon Mohammed VI is moderner en opener. De religieuze tolerantie die hij toestond gaf paradoxaal genoeg ook meer ruimte aan de radicale Islam."

Hoe ziet dat eruit sinds de ‘Arabische Lente’? "Zelf ben ik een beetje sceptisch over die zogenaamde ‘Arabische Lente’. Maar ik weet niet of ik er genoeg afstand van heb om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Ten eerste is de ‘Arabische Lente’ nog niet voorbij. En ten tweede is hij gekidnapt door bestaande partijen. De demonstranten in de straten waren nog niet zover dat ze zich politiek konden organiseren, en nu zie je dat Islamistische groeperingen de revolutie hebben geannexeerd voor hun eigen conservatieve agenda."

Wat moeten we ons daar bij voorstellen? "Voorheen moesten extreem-gelovigen zich eigenlijk een beetje koest houden. Nu zijn ze veel militanter in het benoemen van zaken waar ze het niet mee eens zijn. Ze gebruiken de openheid om de individuele vrijheid van mensen waar ze het niet mee eens zijn in te perken. Voor mij is dat een riskante zaak. Het laatste wat ik hoorde is dat ze zich nu ook teweer stellen tegen wat zij als ‘onzedelijke’ kunst beschouwen. Je bent zestig jaar bezig om iets van een democratie te verwerven, en dan gebruiken mensen die prille verworvenheden voor een ondemocratische agenda. Met name kunstenaars, en mensen die het zelfstandige denken in beweging zetten, hebben daar erg onder te duchten."

‘Broederschap’ is ook een belangrijk thema in de film, zowel religieus, sociaal als persoonlijk. Kunt u dat toelichten? "Broederschap is niet een exclusief begrip in de Islamitische wereld. Dat is overal belangrijk. Maar in West-Europa heb je natuurlijk iets makkelijker een vorm van kameraadschap tussen mannen en vrouwen. Ik heb de dramatische structuur van de film rondom dat principe gebouwd. Als Yacine besluit om een bom te plaatsen, dan is het voor een deel ook omdat hij Hamid wil bewijzen dat hij dat kan. Het heeft ook met dominantie in relaties te maken."

Als ik het goed begrepen heb zit er ook een kleine zweem van homoseksualiteit in de verhouding tussen Yacine en Nabil. "Het is er en het is er niet. Weet je, omdat we in een maatschappij leven waar mannen en vrouwen zo gescheiden van elkaar leven ontmoeten jongens en meisjes elkaar niet voordat ze trouwen. Dus hoe kun je liefde ervaren en ermee experimenteren? Hoe kun je je seksualiteit ontdekken en ontwikkelen? Dus wenden die jongens zich tot elkaar. De traditie bouwt zoveel muren tussen mensen dat de seksen op die manier op elkaar zijn teruggeworpen."