Kôji Fukada over Harmonium

'Ik kan ermee leven dat we allemaal alleen zijn'

Een oude bekende klopt aan bij een klein fami­lie­bedrijf voor werk en onderdak. We hebben het eerder gezien in een film van Kôji Fukada, maar in plaats van de komische sociale mis­standen van Hospitalité leende de Japanse regisseur voor Harmonium elementen van de insluipthriller. “Ik gaf mijn personages een familie en religie, daarna nam ik hen die af.”

Het jonge meisje Hotaru oefent een stuk op het harmonium, vader Toshio en moeder Akie kijken trots toe. De openingsscène van Harmonium schetst een huiselijk familietafereel. Daarna pelt scenarist en regisseur Kôji Fukada laag na laag van deze sociale cohesie weg door een oude bekende — al is hij eigenlijk een vreemdeling — te introduceren: Yasaka. Na zijn ontslag uit de gevangenis krijgt deze Yasaka onderdak en een baan in de werkplaats die in Toshio’s huis staat. Met Yasaka’s komst treedt ook het unheimische het huis binnen. Zet wat druk op dit gezin en er is geen familie-eenheid meer, lijkt Fukada te willen laten zien. Slechts een verzameling van drie kwetsbare individuen blijft over. Daarmee is deze plot onlosmakelijk verbonden met Hospitalité, Fukada’s doorbraakfilm uit 2010.

Gastvrijheid
“Ze zijn een twee-eiige tweeling”, zegt Fukada over de films. We zitten aan een lange tafel onder de warme zon van Cannes. De vorige avond is Harmonium in première gegaan in de Un Certain Regard-sectie, om later in het festival de juryprijs te winnen. Met behulp van een tolk vertelt Fukada over de relatie tussen Harmonium en Hospitalité. “Ik had de synopsis voor deze film al in 2006 geschreven. Toen durfde ik hem nog niet te maken. Ik had te weinig ervaring. Bij wijze van schets dacht ik er een korte film van te kunnen maken, maar die groeide uit tot Hospitalité.”

In Hospitalité klopt ook een oude bekende/vreemdeling aan, bij het huis-en-bedrijfje-ineen van Mikio Kobayashi. Ook hem wordt onderdak en werk beloofd, maar vervolgens neemt hij zonder toestemming meer vreemden in huis. Het begint met zijn vrouw uit Brazilië — of komt ze toch uit Bosnië? — en eindigt met een bonte verzameling backpackers, alsof het huis van Mikio een hostel is. In Hospitalité laat Fukada de ongemakkelijke, maar stiekem nog best wel grappige gevolgen van gastvrijheid zien: hoe groter de groep mensen in huis, hoe heftiger de sociale isolatie voelbaar wordt.

Oneindige eenzaamheid
De eenzaamheid van het individu vormt het fundament van Fukada’s bescheiden, maar inmiddels respectabele oeuvre. Daar kan de regisseur en scenarist zich haast niet in sterkere bewoordingen over uitspreken. “Ik ben ervan overtuigd dat elk mens in essentie alleen is. We dragen allemaal een zekere eenzaamheid met ons mee, simpelweg vanwege het feit dat we mensen zijn. Die eenzaamheid kan je alleen maar laten zien als je relaties tussen individuen vastlegt. Via relaties kan je dichter bij dat individuele gevoel van isolatie komen dat we allemaal in ons hebben.”

Opvolger Sayônara (2015) schetst sociale isolatie explicieter dan Hospitalité dat doet. In een nabije toekomst is Japan weer getroffen door een nucleaire ramp. Vanwege de straling — Fukada verwerkte de hysterie rondom de Fukushima-catastrofe in dit scenario — worden alle inwoners geëvacueerd. Er is een rangorde wie als eerste het land uit mag en om het mild uit te drukken staat immigrant Tanya niet boven aan de lijst. Terwijl de straling haar lichaam afbreekt, spendeert zij haar laatste dagen in het gezelschap van robot Leona. Eerst lijkt Sayônara te gaan over Tanya’s eenzaamheid, wier bekenden allemaal uit haar leven vertrekken, totdat ze komt te overlijden en de film de oneindige eenzaamheid van de onsterfelijke robot laat zien.

Vriend
In Harmonium laat Fukada het afbrekende lichaam weer terugkomen, maar dan in de vorm van een ongeluk. Onverwachts staat Yasaka verstijft in een speeltuin, het verstilde lijfje van Hotaru ligt naast hem op de grond. Wat is er met het meisje gebeurd en wat heeft de ex-crimineel met haar ongeluk te maken? De vragen houden Toshio en Akie de rest van hun leven in de ban en vreten de familie van binnenuit op. Fukada benadrukt: “De vreemdeling doet de familie inzien dat ze niet onlosmakelijk verbonden is. Er zijn veel systemen in onze wereld die ons doen vergeten dat we eenzaam zijn. Familie en religie zijn daar onderdeel van. In Gods wereld ben je nooit alleen, daarom maakte ik Akie protestants. Ik gaf mijn personages een familie en religie, daarna nam ik hun die af.”

Het klinkt gruwelijk, net zoals Fukada’s beeld van eenzaamheid verbitterd en deprimerend klinkt. Toch valt er geen greintje cynisme in de regisseur te bespeuren. Integendeel: “Ik zie niets ongelukkigs in het feit dat we allemaal alleen zijn. Het is een feit, een voorwaarde van het mens-zijn. Ik kan daar gelukkig mee leven. Het grootste plezier is juist om met een vriend over deze eenzaamheid te praten. Ik hoop dat mijn film zo’n vriend kan zijn, eentje waarmee je het over je eigen eenzaamheid kunt hebben.”