Life, Animated

Amerikaans sprookje

Een autistische jongen leert dankzij Disney-films weer communiceren. Zegt dat iets over Disney, of over autisme, of is het gewoon een Amerikaans sprookje?

Ongeveer op hetzelfde moment dat deze Filmkrant van de drukker komt, worden de Oscars uitgereikt, dus of Life, Animated meer Academy-leden kan bekoren dan sterke politiek georiënteerde documentaires als de Netflix-docu 13th, Gouden Beer-winnaar Fuocoammare, Raoul Pecks I Am Not Your Negro (vanaf mei in de Nederlandse filmtheaters) of het inmiddels uitgezonden O.J.: Made in America valt nog te bezien.

Het is in ieder geval de enige feelgoodfilm in een lijst van geëngageerde films. Maar misschien zegt Life, Animated wel net zoveel over de wereld waarin we leven. Dan moet je wel een stap zetten die regisseur Roger Ross Williams niet zet, en speculeren over de vraag of je iets generaliserends kunt opmaken uit het verhaal van de autistische Owen Suskind die dankzij Disney-tekenfilms niet alleen over zijn gevoelens leerde praten, maar ook bakens vond om min of meer zelfstandig te kunnen functioneren.

Leven we in "autistische" tijden? Wat is de relatie tussen het Disney-narratief en de geestesgesteldheid van onze wereld? Als je bedenkt dat Inside Out niet alleen een perfecte illustratie van de Hollywoodse drie-akten-structuur met z’n helpers en harmers was, maar ook wordt beschouwd als dé film die mensen met autisme in staat stelde om over hun emoties te communiceren, wat zegt het één dan over het andere?

Maar dat is een hachelijke onderneming natuurlijk. Al te vaak diagnosticeren we de huidige wereld te makkelijk metaforisch als "schizofreen", "ADHD" of "autistisch", zonder daar precies een psychische aandoening of stoornis mee te bedoelen.

Op het eerste gezicht blijft Life, Animated hier wijselijk van weg. Niemand in de film, en in de eerste en laatste plaats vader en journalist Ron Suskind op wiens boek het verhaal is gebaseerd, pretendeert dat Disney-cartoons een genezing of therapie voor autisme zouden kunnen zijn. Het werkte toevallig bij Owen, en zijn ouders waren zo alert om te horen wat hij bedoelde toen hij na jaren van stilte op de verjaardag van zijn broer zei dat "Walter niet volwassen wilde worden, net zoals Peter Pan en Mowgli". Ze begonnen, in de woorden van vader Ron, "met hem in Disney-dialogen te communiceren". Het zou de basis leggen voor experimenten met wat nu "Affinity-therapie" wordt genoemd.

Opmerkelijk is overigens dat Owen zich niet met Peter Pan of Mowgli vereenzelvigde, maar juist met de bijfiguren: papegaai Iago uit de Aladdin-films, krab Sebastian uit The Little Mermaid, Timon en Pumbaa uit The Lion King en Jiminy Cricket uit Pinocchio. Ze figureren allemaal in Owens eigen strip The Land of the Lost Sidekicks, die samen met nieuw gemaakte animaties van de Frans-Amerikaanse animatieproducent Mac Guff, massa’s home-movies van de familie Suskind, en nieuw filmmateriaal en interviews de film een rijke textuur geven.

Je zou de film op het tweede gezicht met The Wolfpack (2015) kunnen vergelijken, die andere documentaire over hoe film een rol speelde bij het uit hun isolement treden van een groep door hun ouders van de wereld weggehouden broers. Film is in beide documentaires niet alleen een emotiemachine, maar ook een motivatiemachine en een sociale metafoor. Cinema opent de deuren naar de wereld. Een Amerikaans sprookje. Wie die – hoopgevende, romantische, motiverende – conclusie wil trekken, ontkomt echter niet aan het nadenken over wat de verhouding tussen film en wereld, tussen individu en film dan precies is.