Train to Busan

Natte droom van het flitskapitaal

Train to Busan

Een trein vol zombies op weg naar de ondergang. Is het te vroeg om van een Nieuwe Koreaanse Golf aan genrefilms te spreken? (Of te laat?)

Hoe meer een cultuur ontspoort, hoe absurder de films die er worden gemaakt. Wat past dan beter na alle Koreaanse corruptieschandalen en de morele en sociale terugslag van het tijgerkapitalisme dan een zombiefilm? Horror kun je Train to Busan van het nieuwe Zuid-Koreaanse talent Yeon Sang-ho (1978) nauwelijks noemen, ook al rollen er koppen en worden halzen opengereten en is het dus geen spektakel voor de allerkleinsten. Train to Busan is vooral sociale satire en lachen met genreclichés.

Terwijl aan boord van de bullet train van Seoul naar Busan nog niemand beseft wat er in de buitenwereld aan de hand is, weet nog net die éne geïnfecteerde vlak voor de deuren sluiten naar binnen te kruipen. Maar via de schermen aan boord ziet men snel genoeg dat het land in brand staat: Korea raakt razendsnel geïnfecteerd met een of ander mysterieus virus. Fijn zijn de knipogen naar vergezochte verklaringen in andere horrorfilms: iemand doet de briljante ontdekking “dat ze ons aanvallen omdat ze ons kunnen zien” en deuren blijken niet gebarricadeerd te hoeven worden, omdat zombies toch niet begrijpen hoe je een deur opent. Je hoort scenarist/regisseur Yeon Sang-ho lachen om z’n eigen grappen.

Wat het virus is, wordt nooit uitgelegd, maar het is duidelijk dat Yeon hier de oorlog van iedereen tegen iedereen laat zien: de natte droom van het flitskapitaal waarin we elkaar kapot concurreren is hier verbeeld als een zombiefestijn waarin zielloze wezens elkaar letterlijk opvreten. Het is ook duidelijk dat Yeon Sang-ho goed heeft gekeken naar de films van landgenoot Bong Joon-ho — Memories of Murder (2003), The Host (2006), Snowpiercer (2013) — waar de gruwel altijd de personificatie is van verziekte politieke en sociale verhoudingen.

Omdat de makers ook wel weten dat kijkers zich graag identificeren met herkenbare personages voeren ze een van elkaar vervreemde vader en dochter op. Hij is natuurlijk fondsmanager bij een investeringsmaatschappij, zij is net aan de lagere school begonnen, maar is moreel al een stuk verder. De treinrit is bedoeld om het meisje naar haar moeder in Busan te brengen, maar god weet of ze daar ooit zal arriveren. Papa krijgt ondertussen een stoomcursus altruïsme, maar z’n karma heeft ‘ie natuurlijk al jaren geleden verbrast. Ergo: hij zal z’n straf niet ontlopen. Papa’s laatste scène is heerlijke zoete zombiekitsch. Over de top natuurlijk, want hoe anders? Voor minder doet Yeon het niet.

Dat gewone Koreanen de helden, en slachtoffers en managers de echte monsters blijken van deze achtbaanrit op het spoor, kun je eenzijdig noemen. Maar laten we wel zijn, het is een zombiekomedie. Het is satire. Dat wil zeggen: het is bittere ernst.