Joost van Ginkel over The Paradise Suite

Op naar Los Angeles

Voor 170 Hz won Joost van Ginkel de Publieksprijs op het Nederlands Film Festival. Opvolger The Paradise Suite is geselecteerd voor het Discovery-programma van het filmfestival van Toronto en is de Nederlandse inzending voor de Oscars. Een donkere mozaïekvertelling over menselijke wreedheden, maar ook over de tederheid van vreemden die een mens kan redden van de ondergang.

Wat inspireerde je tot het vertellen van deze verhalen? "Ik ben eigenlijk al heel lang bezig met de verhalen die in deze film zitten. Het is een doorleefd scenario. Toen ik 21 was liep ik stage als cameraman bij de lokale omroep in Den Bosch. Daar ontmoette ik een Bosnische vluchteling, de regisseur Nedžad Ibrahimović. Hij was net gevlucht en kwam bij de lokale omroep om een documentaire te maken over de vluchtelingen in het kamp waar hij zelf ook woonde. Overdag filmden we de getuigenissen van deze mensen, en daar begreep ik natuurlijk niets van. Maar we hadden geen budget, dus ik moest de vertalingen zelf intypen in het computerprogramma dat de ondertitels maakt. Toen begreep ik pas over wat voor verschrikkelijke dingen deze mensen allemaal vertelden. Daarvoor was ik heel bleu, vooral bezig met mijn vrienden en uitgaan, maar deze verhalen schudden me wakker en veranderden mijn wereldbeeld.
"Een paar jaar later was ik aan het schrijven aan een film die er uiteindelijk nooit is gekomen. Ik werkte voor tv en omdat ik er iets te lang over deed miste ik net alle baantjes van het seizoen. Was ik best blij om, kon ik me focussen op het schrijven. Maar ik moest wel geld verdienen. Dus toen ben ik als tijdelijk baantje auto’s gaan parkeren in de haven van Amsterdam. Daar waren amper Nederlanders aan het werk. Wel Iraniërs, Irakezen, Senegalezen, noem maar op. Ook hun verhalen intrigeerden me. Zo waren er allemaal beelden en ideeën die ik heel lang met me meedroeg. Tijdens het schrijven aan The Paradise Suite vloeiden die verhalen in elkaar."

Uiteindelijk stonden er wel zes verschillende nationaliteiten op de set. Hoe was het om deze mensen te regisseren terwijl je ze niet verstaat? "Dat is helemaal niet zo moeilijk. Gebarentaal [die de personages in 170 Hz spraken, SG] verstond ik tenslotte ook niet. Je voelt het als iemand niet goed acteert of een zin niet goed interpreteert. Ook al is het een andere taal, je voelt het gewoon. Ik heb het zelf geschreven dus ik ken elke zin en elke letter en weet dus wat een acteur moet voelen op een bepaald moment. Het was ook iets wat herkend werd door de crew. Na drie dagen draaien kwam geluidsman Antoin Cox naar me toe om te zeggen hoe hoog het acteerniveau was. En dat zag ik ook aan de rest van de crew. Iedereen stond te genieten van het spel."

Net als in 170 Hz speelt het geluidsontwerp in deze film een grote rol. Waarom kies je hiervoor? "Ik vind scènes zonder dialoog extra interessant, dan wordt de interpretatie nog meer aan de kijker overgelaten. Er ontstaat meer ruimte voor het beleven in plaats van het bekijken van een verhaal. In het begin van The Paradise Suite wordt er veel gesproken, maar het laatste half uur is er bijna geen dialoog. Je komt dan in een soort glijbaan terecht met mensen die je ondertussen goed kent, die in omstandigheden zitten waarvan de gevolgen niet meer te stoppen zijn. Dat kan versterkt worden door geluid. De muziek die we gebruiken is heel tonaal. Dat geeft een onderhuids gevoel aan een scène, maar het is niet té dwingend. Er komen geen harde violen in die zeggen wat je moet vinden of voelen. Elke keer als we zoiets inzetten, wilden we dat zoveel mogelijk als ondertoon doen, niet te opvallend."

Wat is jouw stijl? "Twee goede vrienden van me hebben de term ‘een echte Joost-film’ geïntroduceerd, maar ik weet nog niet precies wat dat is. Misschien zit het in de abstractie van de realiteit die in bepaalde scènes speelt. Sleutelmomenten moeten centraal staan, en daarom probeer ik zoveel mogelijk ruis weg te halen. In dialoog, in handeling, maar ook in beeld. Tijdens de seksscène op het podium heb ik bijvoorbeeld geen mensen op de voorgrond gezet, omdat het niet klopte bij de beleving en dus het perspectief van het personage dat hiernaar kijkt. Want dít is wat het personage ziet. Waar draait de scène om? Tekst, beeld, geluid: alles staat in dienst daarvan."

Wilde je een bepaalde boodschap uitdragen met de film? "Vroeger, en af en toe nu nog, had ik mijn oordeel over mensen snel klaar. Ik plaatste iedereen gelijk in een hokje. Een irritante eigenschap, waar ik vanaf wil. In deze film zien we allerlei mensen waar we gelijk een idee bij hebben: die is zo, dus die zal dat doen. Dat probeer ik te doorbreken. Het zou mooi zijn als we elkaar aankijken en dan op zoek gaan naar wat er nog meer is dan het uiterlijk en onze eerste oppervlakkige aannames. Dat we wat meer proberen na te denken als iemand boos of chagrijnig of agressief is. Want waarschijnlijk zouden de mensen die daarover oordelen in dezelfde situatie hetzelfde doen. Het zou de maatschappij echt een beetje beter maken, als we dat inzien.
"Neem bijvoorbeeld het beeld van een vrouw die een kind bij het vuilnis zet. Daar las ik ooit een artikel over, en dat vond ik zo fascinerend. Dat doe je gewoon niet! Daarom wilde ik het laten zien, maar dan zo dat je snapt waarom het gebeurt. Niet dat je het goedkeurt, maar dat je je erin kan inleven dat iemand zoiets zal doen. Maar ik vind het nogal drammerig om als filmmaker een boodschap mee te geven. Dat is zo belerend naar het publiek: ‘Nu moet je dít vinden.’ Daar wil ik het liefst ver van blijven. Als een filmmaker zich daarover uitspreekt, kan dat de ervaring van het publiek zo erg beïnvloeden dat het averechts werkt – dat ze naar deze boodschap op zoek gaan in plaats van de film op hun eigen manier te ervaren."

Is het voor jou een hoopvolle film? "Ja, heel erg hoopvol, omdat er veel tederheid en liefde in zit. Ik begrijp dat mensen bepaalde scènes heftig vinden, maar de heftigheid van de film staat in schril contrast met wat mensen elkaar in realiteit aandoen."