IFFR 2023: Robbie Müller Award-winnaar Hélène Louvart
'Wij proberen dromen concreet te maken'
Cinematograaf Hélène Louvart heeft een indrukwekkende staat van dienst en is een van de hardstwerkende professionals uit de filmwereld. Ze is de vierde ontvanger van de Robbie Müller Award. “Het belangrijkste is dat ik werk aan films waar ik achter sta.”
De Franse cinematograaf Hélène Louvart (1964) ontvangt dit jaar de Robbie Müller Award. Op het IFFR krijgt ze de prijs, geeft ze een Talk en wordt het door haar gedraaide Un petit frère (2022) vertoond. De tweede speelfilm van Léonor Serraille gaat over een gezin uit Ivoorkust dat aan het einde van de jaren tachtig emigreert naar Frankrijk.
Louvart (1964) begint eind jaren tachtig, vers van de École nationale supérieur Louis-Lumière (de prestigieuze Parijse hogeschool voor de Kunsten), aan een carrière die onder meer zal leiden tot samenwerkingen met Agnès Varda (Les plages d’Agnès, 2007) en Wim Wenders (Pina, 2011). In Italië maakt Louvart drie films met Alice Rohrwacher (Corpo celeste, 2011; Le meraviglie, 2014; Lazzaro felice, 2018) en in de Verenigde Staten werkt ze met Eliza Hittman aan Beach Rats (2017) en Never Rarely Sometimes Always (2020).
Inmiddels heeft de Française meer dan zestig speelfilms op haar naam staan. Ze is onmiskenbaar een van de meest productieve directors of photography. In de lobby van het Rotterdamse Hilton Hotel vertelt ze bevlogen over haar oeuvre en haar werktempo. “Ik ben een harde werker. De meeste projecten komen me aangevlogen, soms moet ik kiezen. Maar met veel regisseurs werk ik meerdere keren. Er is altijd wel wat te doen: dan is er weer een project uitgesteld; soms is het een chaos. Maar ik doe graag drie films per jaar, soms vier.”
Er zijn dus veel filmmakers die graag met u samenwerken. Heeft u naast het feit dat u goed bent in uw vak nog andere eigenschappen die filmmakers fijn vinden? “Geen idee. Ik probeer gewoon mijn best te doen. En zodra een filmmaker tevreden is, word ik opnieuw gevraagd. Zo dijt die lijst aan filmmakers steeds verder uit, al blijf ik ook nieuwe samenwerkingen aangaan. Het belangrijkste is dat ik werk aan films waar ik achter sta.”
U kunt zich naar verluidt ook goed aanpassen aan de werkwijze van een filmmaker. Zo is bekend dat Alice Rohrwacher intuïtief werkt en Mia Hansen-Løve, met wie u Maya (2018) maakte, juist met een afgebakend filmschema. “Dat is het vak, als director of photography moet je je voortdurend aanpassen, om de wensen van de regisseur beter te begrijpen.”
Heeft u dan ook geen voorkeur voor digitaal of analoog filmen? “Dat hangt sowieso van geld af. Die keuze maak ik nooit zelf. Ik werk niettemin graag met Super 16mm, 35mm én digitaal. Zo vind ik het bij digitaal filmen bijvoorbeeld fijn dat je weer andere ondersteuningsinstrumenten kunt gebruiken. Het is belangrijk wat een regisseur wil: als we digitaal filmen en de regisseur wil ineens schakelen naar Super 16mm dan levert dat wel een probleem op. Hoewel je natuurlijk wel digitaal op een manier kan filmen die weer heel organisch, analoog, oogt.”
U heeft in het verleden regelmatig het belang benadrukt van de voorbereidingsfase, waarin u met de regisseur de film doorspreekt. “Ik denk dat zo’n dertig à veertig procent van het werk bestaat uit de voorbereiding. We bepalen in deze fase wat we gaan doen, afhankelijk van tijd en budget, en waarom we het gaan doen. Als dat goed zit, dan kan ik de regisseur helpen om te krijgen wat hij of zij wil. De andere ruwweg vijftig procent is filmen en dan heb je nog zo’n tien procent kleurcorrectie. Als we bij dat laatste stadium zijn aanbeland, dan is de film al klaar.”
U heeft uw rol op de set wel eens omschreven als een ‘onzichtbare kracht’. “Je begeeft je ietsjes op de achtergrond maar je bent er tegelijkertijd helemaal bij: als je de camera moet bewegen, ook als je op een dolly zit, dan reageer je adequaat. Dat doet me denken aan toen ik een paar jaar geleden weer eens werk zag van Robbie Müller. Hij is totaal onzichtbaar, maar totaal aanwezig. En hij had een goede smaak. Ik kan niet één film van zijn hand bedenken waarin de belichting tegenvalt. Nooit. Het is geen verrassing dat regisseurs als Wim Wenders, Jim Jarmusch en Lars von Trier graag met hem samenwerkten.”
Van Müller wordt wel eens gesteld dat hij bijna elke film op een andere manier belichtte. Bij u is dat ook het geval. Zo valt in Un petit frère, een film die zich afspeelt vanaf het einde van de jaren tachtig tot in het heden, bijvoorbeeld de smaakvolle wijze op waarop u de zwarte personages in beeld brengt. “Ik had geen andere keuze dan om dat zo te doen. Ik leg daarnaast ook de nadruk op de sfeer die door de jaren verandert. Zo brengen we de moeder van het gezin in het begin, als ze nog jong is, frivoler in beeld dan later in de film. En met een zwart gezicht kan je net als met een wit gezicht mooi met schaduwen spelen. Zo zien we het gelaat van een van de zonen uit het gezin op een gegeven moment maar half in beeld, en die schaduwval speelt weer een symbolische rol in het verhaal.”
U kiest elke keer van meet af aan voor een nieuwe insteek. U heeft ook in interviews gesteld dat u geen nadrukkelijke stijl heeft. “Die heb ik inderdaad niet. Misschien kan je beargumenteren dat ik bijvoorbeeld met Alice [Rohrwacher; OL] een stijl heb ontwikkeld. Toch probeer ik ook met haar elke film weer iets anders te doen. We begonnen ooit met de camera op de schouder, stapten over op tracking shots en gingen vervolgens de camera vaker op statief te zetten of van grotere hoogten te filmen. Over een stijl dachten we nooit na. Misschien krijg je een zekere stijl als twee mensen op één lijn zitten over een film. Wij hebben dat als we samenwerken in ons kleine universum met lichtideeën, filmlocaties en een garderobe, dat is dan allemaal onderdeel van onze stijl. De stijl die ik heb met Alice, kan ik overigens niet met een ander delen. Dus dan moet iets anders worden bedacht. Zoals in mijn werk met de Spanjaard Jaime Rosales [Girasoles silvestres, 2022]. Dat oogt bijna als het tegenovergestelde van mijn films met Rohrwacher.”
U leest tussen uw filmprojecten door vast een stapel scripts? “Ik krijg er inderdaad behoorlijk wat. Als ik een script niet leuk vind, dan doe ik de film niet. Ook niet voor het geld. Nooit voor het geld. Natuurlijk is geld belangrijk, ik heb kinderen, met geld kan je je huis afbetalen. In die zin is wat ik doe geen droom, maar een baan. Maar ik gebruik mijn intuïtie om nieuwe projecten te kiezen. Bovendien zijn de mensen die mij benaderen al goed bekend met mijn werk. Ze schrijven me aan omdat ze elders werk van me zagen. Ik krijg dan ook bijna nooit slechte scripts.”
U zegt dat wat u doet geen droom is, maar soms toch wel een droombaan? “Toen ik ooit met dit werk begon, had ik nog geen idee wat het zou inhouden. Maar cinema is een verlengstuk van onze dromen. Soms als een manier om de realiteit te ontvluchten, hoewel de realiteit voortdurend weer terugkomt in ons werk. Wij proberen dromen concreet te maken; we make it happen. Producenten zorgen dat er budget is, wij bouwen aan de droom. En soms zijn dat hele rare dromen. Wanneer Alice een film maakt, dan verfilmt ze haar eigen droom. Dat is waar ik filmmakers bij help: het vervullen van hun dromen op het witte doek.”
Op 29 januari 2023 ontvangt Hélène Louvart in de Rotterdamse de Doelen de Robbie Müller Award voor ‘een beeldmaker die in de geest van Robbie Müller gedurende hun hele oeuvre een authentieke, geloofwaardige, emotioneel treffende beeldtaal heeft gecreëerd’. Die middag om 16.00 uur geeft Louvart ook een uitgebreide Talk op het festival.