Amat Escalante over Los bastardos

'Pretty fucked up'

Amat Escalante

Twee Mexicanen slenteren door een gigantische betonnen bak in de achtertuin van een Amerikaanse nieuwbouwwijk — modern suburbia dat voor hen onbereikbaar is. De openingsscène van Los bastardos laat er geen misverstand over bestaan: deze immigranten zijn onzichtbare outcasts. “Maar daar gaan ze verandering in brengen”, zegt regisseur Amat Escalante.

Amat Escalante, zelf een Mexicaan die naar de Verenigde Staten uitweek, koos voor zijn tweede film een politiek heet hangijzer als onderwerp. Jaarlijks steken duizenden Mexicanen de grens met hun noorderburen over op zoek naar werk. Escalante: “Het is een uitwas van het kapitalisme, dat zulke kerels huis en haard moeten verlaten, om elders geld te verdienen dat ze dan weer naar huis terugsturen. Een economisch systeem gebaseerd op uitbuiting, zoals onderstreept wordt in de scène waarin een man hen voor een hongerloontje probeert in te huren.”

Escalante beschrijft de Amerikaanse en Mexicaanse cultuur als twee luchtbellen die door de lucht zweven, maar elkaar nooit raken. In Los bastardos wilde hij ze keihard laten crashen, om te laten zien dat hun beider situatie “pretty fucked up” is. De Mexicaanse arbeiders gijzelen, in opdracht van haar echtgenoot, een Amerikaanse vrouw in haar huis. Opmerkelijk genoeg kan zij hen aanvankelijk de warmte, gezelligheid en het comfort geven dat ze van thuis missen. “Dat het publiek zich langzaam veilig gaat voelen bij deze vreemde driehoeksverhouding, maakt het des te choquerender wat er uiteindelijk gebeurt.”

Of de Mexicanen daders of slachtoffers zijn, blijft in het midden. “Eerst worden ze geëxploiteerd. Als ze eenmaal in het huis zijn, draaien de rollen langzaam om. Het moest een zekere dubbelzinnigheid houden. Zodat een Amerikaanse racist de film goed kan vinden omdat de ellende die Mexicanen in de VS brengen zichtbaar wordt. En een Mexicaanse arbeidsimmigrant omdat de film naar voren brengt aan wat voor onderdrukking zijn lotgenoten blootstaan.”

Los bastardos

Slaapstand
Escalante maakt, samen met andere jonge talenten als Lisandro Alonso (Liverpool, 2008) en Albert Serra (El cant dels ocells, 2008), deel uit van een nieuwe neorealistische filmstroming. Ze werken met amateuracteurs, die soms letterlijk van de straat worden geplukt. Escalante schoot zijn debuutfilm Sangre (2005) rondom zijn huis in een Mexicaans stadje, met zijn buurman als hoofdpersoon. In Los bastardos zijn de vrouw en haar zoon professionele acteurs, de immigranten amateurs.

De dialogen in hun films zijn geen afgeronde volzinnen maar eerder ongepolijste flarden. Alsof het om alledaagse gesprekken gaat. Het komt Escalante vaak op het verwijt te staan dat het acteerwerk in zijn films slecht is. “Kijkers zijn sterk geconditioneerd door de gearticuleerde manier van praten en bewegen in films en op televisie. Dat heeft hen lui gemaakt. Ze brengen het niet op zich volledig te concentreren, maar zetten hun zintuigen in een slaapstand. Als een acteur dan op dezelfde manier communiceert als een voorbijganger op straat, begrijpen ze niet wat hij zegt.”

Het werken met amateurs is niet alleen ingegeven door financiële overwegingen: non-professionals doen op de set soms dingen waar een professional nooit op zou komen, meent Escalante. De expressies en emoties die ze werkelijk hebben, krijgen eenmaal gefilmd een andere betekenis. “Aan het eind staart één van de mannen in de camera. Door de lange draaidagen en de kou was hij op dat moment volledig uitgeput. Voor de kijker is zijn vermoeide blik een teken van wanhoop, na alle ellende die daarvoor gebeurd is. Het manipuleren van de werkelijkheid, dat is waar het in de cinema om draait.”