Freeze Frame #44
Kopje onder
Regisseur Shady El-Hamus (De libi, Forever Rich, Crypto Boy) brengt maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. Deze keer: een troostend gebaar in Moving.
Begin deze zomer zag ik in een Cineville-theater mijn nieuwe favoriete film. De zomer is een periode waarin er vaak opvallende films in de bioscopen verschijnen, omdat de reguliere distributie dan wat gas terugneemt. Moving, van de Japanse regisseur Shinji Sômai, werd door Eye Filmmuseum als 4K-restauratie uitgebracht en was voor het eerst in Nederland in de bioscoop te zien.
Zonder veel voorkennis zat ik op een zomerse ochtend twee uur lang ademloos te kijken – iets wat me helaas niet vaak meer overkomt. Als regisseur is het moeilijk om de analytische blik uit te schakelen bij het zien van andermans films, maar wanneer een film er dan toch in slaagt de ratio uit te schakelen en je volledig overneemt, is dat heel bijzonder.
Dit meesterwerk uit 1993 gaat over Renko, een eigenzinnig meisje van twaalf wier ouders uit elkaar gaan. De film volgt haar in het proces van verandering en de speelse manier waarop ze daarmee omgaat. Het verdriet zit overal onder, maar dankzij Renko’s verbeeldingskracht heeft de film een luchtige, dromerige sfeer. Ze probeert zich staande te houden en zo goed mogelijk mee te bewegen met de stroming waarin haar leven zich op dat moment bevindt.
Aan het einde van de film maakt Renko een uitstapje met haar moeder tijdens een nationale Japanse feestdag. Op een gegeven moment kiest ze haar eigen weg en dwaalt ze wat verloren rond, terwijl het vuurwerk overal om haar heen losbarst. Het contrast tussen haar innerlijke wereld en de uitbundige festiviteiten is groot en het voelt alsof Renko steeds dieper in haar verdriet wegzinkt – een verdriet dat ze lang heeft proberen te negeren, maar dat nu opborrelt en begint te stromen.
Renko valt uiteindelijk in slaap op een strandje, maar wordt wakker door stemmen in de verte. Ze ziet een boot vol vuurwerk aankomen en herkent tot haar verbazing haar vader als een van de mannen die de boot voorttrekken. Vervolgens ziet ze haar moeder en zichzelf in het water staan, lachend en gelukkig, terwijl haar vader zich bij hen voegt. Terwijl het vuurwerk op de boot wordt ontstoken, spelen ze samen in het water – een gelukzalig beeld uit het verleden. Maar dan slaat de sfeer om; de boot vat vlam en begint te zinken, en met ernstige gezichten keren haar ouders zich om en lopen dieper de zee in. Beide Renko’s kijken toe en terwijl het brandende schip langzaam onder water zakt, gaan haar ouders kopje onder. Het wordt doodstil en Renko blijft alleen achter met haar jongere zelf. In een troostend gebaar loopt ze naar haar andere versie toe, om haar vast te pakken. Zo staan ze, dicht tegen elkaar, en delen hun verdriet.
Als kind maakte ik op dezelfde leeftijd een scheiding mee. Wat me zo raakt in deze magisch-realistische verbeelding, is iets wat ik in andere scheidingsfilms nooit zo treffend heb gezien: een scheiding kan voor een kind als de dood van de ouders aanvoelen. Geen fysieke dood natuurlijk, maar de dood van de versie van je ouders die je kent en liefhebt. Na een scheiding veranderen ouders vaak zodanig dat er onherroepelijk iets verloren gaat – de versie die je kende gaat als het ware kopje onder en je krijgt er een nieuwe ouder voor terug. Zo is er niet alleen de dood van de ouders maar ook de dood van het gezin, en die is definitief, want met de scheiding komt er voor altijd een einde aan de driehoeksrelatie die een kind met de ouders heeft.
De rouw die een kind in zo’n situatie ervaart is in mijn ogen nooit mooier weergegeven dan in deze scène, in deze film. Terwijl de volwassenen de brokstukken van een scheiding bij elkaar rapen, zijn de kinderen vaak verloren en alleen, zichzelf omarmend in hun zoektocht naar troost.