Freeze Frame #43

Een hoopje zand

Un prophète. Illustratie: Rolf Hermsen

Regisseur Shady El-Hamus (De libi, Forever Rich, Crypto Boy) brengt maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. Deze keer: de verlofdag van een beroepscrimineel in wording in Un prophète.

Regisseur Jacques Audiard schuwt het grote gebaar niet. In zijn films volgen we onder meer een vrouw met gehoorproblemen die valt voor een lowlife sjacheraar en door hem de criminaliteit in wordt getrokken, een gevluchte Tamil-strijder die in een buitenwijk van Parijs een nieuw, geweldloos leven probeert op te bouwen maar al snel wordt meegesleurd in de lokale bendeoorlog, en de opbloeiende liefde tussen een straatvechter en een orkatrainer die bij een beroepsongeluk haar benen verloor.

Wat elk van deze films uniek maakt, is dat ze uiteindelijk het kleine gebaar net zomin schuwen als het grote.

Hard vanbuiten, zacht vanbinnen, zo heb ik Audiard via zijn films leren kennen, en als hij dat als maker is, dan waarschijnlijk ook als mens, aangezien die twee vaak nauw met elkaar verbonden zijn. De arena’s waarin zijn verhalen zich afspelen, zijn vaak kil en vol excessief geweld, maar in zijn personages vindt hij naast doorzettingsvermogen en overlevingskracht vooral liefde, gevoeligheid en hoop.

Geen perfecte mensen in perfecte levens zijn het, maar mensen met een rijke emotionele binnenwereld die Audiard, als de sensitieve man die hij wel moet zijn, heel secuur weet te vangen. Het zorgt telkens weer voor een unieke combinatie van zowel rauw als gevoelig drama, waarin hij laat zien dat we als mensen geleerd hebben onze binnenwereld af te schermen uit zelfbehoud. Een binnenwereld die via film prachtig zichtbaar kan worden gemaakt.

In misschien wel zijn beste film, Un prophète (2009), volgen we de jonge Malik el Djebna die als tiener veroordeeld wordt voor het neersteken van een agent. Vanaf minuut één voel je sympathie voor hem, dankzij de humane manier waarop Audiard je naar de jongen laat kijken. Er is een scène waarin Malik door een criminele mentorfiguur uit de gevangenis op zijn verlofdag naar Zuid-Frankrijk wordt gestuurd om daar met een belangrijk contact te spreken. Malik moet een pak aan en gaat voor het eerst in zijn leven vliegen. Aan de manier waarop hij loopt zie je dat hij nooit eerder een pak droeg, en aan de manier waarop hij vanuit het vliegtuig uit het raam kijkt zie je dat hij nooit eerder vloog. Vervolgens brengt hij een dag door op het strand en aan de manier waarop hij, zijn broekspijpen opgestroopt, in de zee staat zie je dat hij deze nooit eerder zag.

’s Avonds vliegt Malik terug om zich op tijd bij de gevangenis te melden, en het contrast is enorm: zware deuren, fel tl-licht en bewakers die hem van zijn kleding ontdoen en hardhandig controleren. Het lijkt Malik niet te deren, sterker nog, er speelt een glimlach om zijn lippen – hij heeft vandaag een deel van de wereld gezien en dat neemt niemand hem meer af. Als hij zijn schoenen uittrekt, komen er wat verdwaalde zandkorrels mee. Hij schudt zijn schoen leeg op zijn hand en vervolgens zien we een close-up van zijn zwart besmeurde hand met het hoopje zand erin.

Het is alsof hij van de wereld, waarvan hij in zijn jonge, kansarme leven nog nauwelijks iets zag, nu een stukje bij zich draagt. Een hoopvol beeld is het, dat je doet wensen dat deze jongen snel vrij zal komen, zijn leven op orde zal krijgen, en meer van die grote, voor hem nog onbekende wereld zal kunnen gaan ontdekken. Want dat gun je een mens, ook al is hij op weg een grote criminele speler te worden, ook al heeft hij ooit als jonge jongen een agent neergestoken.

Jacques Audiard begrijpt de empathische kracht van film – hij herinnert ons aan het feit dat niemand als crimineel geboren wordt en dat de meeste mensen die hard vanbuiten lijken, zacht vanbinnen zijn.

Geschreven door Shady El-Hamus